Content Syndication
|
|
|
Auteur |
Bericht |
JetKroket
Leeftijd: 105 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): OU
Berichten: 1635
|
Geplaatst: wo 19 dec 2007 13:02 Onderwerp: |
|
|
Over het optreden van sociale rechercheurs kan een klacht worden ingediend bij de uitkeringsinstantie en/of het Openbaar Ministerie, en als daar de klacht ongegrond wordt verklaard vervolgens bij de Nationale Ombudsman. _________________ 'Sorry, onze bar is gesloten. Wilt u misschien iets drinken in afwachting dat ze opengaat?'
- Wiet van Broeckhoven |
|
|
|
 |
AndréB
Leeftijd: 64 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 40
|
Geplaatst: do 20 dec 2007 21:16 Onderwerp: |
|
|
StevenK schreef: | AndréB schreef: | Quote: | Beweringen als deze:
Quote: |
De bijstandsgerechtigden mogen immers geen langdurige zorg/hulpverlening genieten, zowel professioneel als op basis van mantelzorg, omdat er bij langdurige hulpverlening sprake is van een volgens de Wet Werk en Bijstand gezamenlijk huishouden. Hierbij wordt de zorgvrager automatisch geclassificeerd als fraudeur omdat hij/zij geen melding heeft gemaakt van een gezamenlijke huishouding, en wordt de hulpverlener geclassificeerd als partner die de fraude over de termijn van hulpverlening moet terugbetalen aan de DWI. |
kloppen gewoon niet. |
Waarop stoelt U deze mening?
|
Bona heeft gelijk. Er wordt gesteld dat iets 'niet mag' terwijl er wordt bedoeld 'het heeft ongewenste consequenties'. Ergo: de stelling klopt niet. |
Bij deze dan in geanonimiseerde vorm het belangrijkste deel van het vonnis.
Quote: |
Voorts overweegt de rechtbank als volgt.
Met ingang van 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in werking getreden en is de Algemene bijstandswet (hierna: Abw) ingetrokken. De intrekking van de uitkering heeft echter deels betrekking op een periode, die ligt voor de inwerkingtreding van de WWB op 1 januari 2004. Gelet hierop en onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 april 2005, LJN: AT4358 (JWWB 2005, 224), zijn de volgende artikelen van zowel de Abw als de WWB van belang.
Volgens artikel 3, derde lid, van de Abw (thans artikel 3, derde lid, van de WWB) is van een gezamenlijke huishouding sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Voorts wordt ingevolge het vierde lid, onder b van artikel 3 van de Abw (thans artikel 3, vierde lid, onder b van de WWB) een gezamenlijke huishouding aangenomen indien uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB en artikel 65, eerste lid, van de Abw doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Indien de belanghebbende deze verplichting niet of in onvoldoende mate nakomt en in gebreke blijft dit verzuim te herstellen, is dat blijkens vaste jurisprudentie, in samenhang bezien met voornoemd artikel 11, eerste lid, van de WWB, een rechtsgrond voor weigering of beëindiging van de bijstand wanneer door de schending van die rechtsplicht het recht op bijstand niet of niet langer kan worden vastgesteld.
Naar vaste rechtspraak dient de vraag of in een bepaald geval sprake is van een gezamenlijke huishouding te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Daarbij zijn de omstandigheden die tot het voeren van een gezamenlijke huishouding hebben
geleid, de motieven van de betrokkenen en de aard van hun onderlinge relatie niet relevant.
Uit het onderzoek van verweerder blijkt het volgende. Eiseres verblijft grotendeels op het adres van Buurman. De dochter van eiseres die is erkend door Buurman, verblijft 7 dagen per week op het adres van Buurman. Eiseres heeft verklaard dat zij veelvuldig op het adres van Buurman aanwezig is, en dat zij daar al enkele jaren verblijft. In haar eigen woning heeft eiseres geen gas en licht. Eiseres mag niet alleen zijn in verband met haar ziekte, Buurman verzorgt haar. Buurman en eiseres zijn volgens eiseres praktisch 24 uur per dag bij elkaar. Eiseres slaapt in de woning van Buurman in een ontspanningsstoel. Ze doen samen boodschappen. Zowel eiseres als Buurman hebben verklaard dat deze situatie al bestaat sinds 2001. Uit de gedingstukken blijkt voorts dat Buurman op 23 november 2006 de dochter van eiseres heeft erkend. De dochter heeft een eigen kamer op het adres van Buurman.
Op grond van de bevindingen zoals weergegeven in het onderzoeksrapport van verweerder, in het bijzonder de verklaringen van eiseres en Buurman, is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam aangetoond dat gedurende de periode in geding sprake is geweest van het feitelijk hebben van hoofdverblijf in dezelfde woning, te weten de woning van Buurman op het adres Xxxxxxxxxxxx. Gezien het vorenstaande is het naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat eiseres en Buurman in de periode in geding een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat de afgelegde verklaringen niet zo bedoeld zijn, zoals verweerder ze heeft opgevat, overweegt de rechtbank dat, wat daar ook van zij, dit voor rekening van eiseres dient te komen.
Ten aanzien van de vraag of eiseres verweerder op de hoogte heeft gesteld van haar feitelijke woonsituatie overweegt de rechtbank dat gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat verweerder niet door toedoen van eiseres bekend is geworden met de feitelijke situatie. De rechtbank overweegt in dit verband dat eiseres ter zitting heeft bevestigd dat zij nimmer, noch in de procedure in het kader van de gehandicapten
voorziening, noch in overleg met verweerder, althans XXxxxxxxxxx heeft medegedeeld samen te wonen met Buurman; eiseres ontkent deze samenwoning immers ten stelligste. Door van de gevoerde gezamenlijke huishouding geen melding te maken, heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB en artikel 65, eerste lid, van de Abw geschonden.
Vanwege het bestaan van een gezamenlijke huishouding was eiseres niet als zelfstandig subject van bijstand aan te merken, zodat geen recht op bijstand naar de norm van een alleenstaande bestond. Verweerder heeft derhalve terecht de uitkering ingetrokken. Dat eiseres wel steeds aan personen werkzaam bij de gemeente openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot de intensieve mantelzorg, doet niet af aan dit oordeel nu eiseres het gezamenlijk hoofdverblijf bij verweerder had moeten melden.
Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
|
In dit vonnis ziet U duidelijk dat bij sprake van langdurige zorg de uitkeringsgerechtigde volgens de WWB verplicht is melding te maken van een gezamenlijke huishouding, al bestaat deze uit mantelzorg om levensbedreigende situaties te vermijden.
Derhalve zou dus zelfs gesteld kunnen worden de rechter heeft geoordeeld dat het verdrag inzake recht op leven en veiligheid ondergeschikt wordt verklaard aan de WWB, als ook het recht op middelen van bestaan of het recht op gezondheidszorg.[/b] |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 1:45 Onderwerp: Re: Update |
|
|
De uitspraak lijkt me op zich wel correct wat betreft de vaststelling van de gezamenlijke huishouding. Wat ik er niet in terugvind is het punt van het kwijtgeraakte dossier met daarin de eerdere verklaringen van bijv. burgemeester Cohen. Dat lijkt mij in ieder geval van belang voor het vaststellen van het niet nakomen van de inlichtingenplicht. De vraag is immers of het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat de (gewijzigde) omstandigheden van belang waren voor het recht op bijstand (art. 17 lid 1 WWB). Die vraag lijkt overigens in het geheel niet te worden beantwoord door de rechtbank. De rechtbank volstaat met de vaststelling dát er geen melding is gemaakt van het samenwonen.
Overigens vind ik de volgende redenering van de rechtbank niet helemaal in de haak:
rechtbank schreef: | De rechtbank overweegt in dit verband dat eiseres ter zitting heeft bevestigd dat zij nimmer, noch in de procedure in het kader van de gehandicapten voorziening, noch in overleg met verweerder, althans XXxxxxxxxxx heeft medegedeeld samen te wonen met Buurman; eiseres ontkent deze samenwoning immers ten stelligste. Door van de gevoerde gezamenlijke huishouding geen melding te maken, heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB en artikel 65, eerste lid, van de Abw geschonden. |
Het lijkt mij dat eiseres ontkent dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding in juridische zin. Als de rechtbank in deze passage met "samenwoning" hetzelfde als "juridische gezamenlijke huishouding" bedoelt, dan ontkent eiseres dus inderdaad de samenwoning. Dat is echter niet hetzelfde als het ontkennen van de "feiten en omstandigheden" die aanleiding hebben gegeven tot de juridische vaststelling dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding. Die juridische vaststelling hoef je als uitkeringsgerechtigde immers niet zelf te maken, dat is nu juist de taak van de uitkeringsinstantie (of anders de rechter). Het ontkennen van de gezamenlijke huishouding impliceert dus nog niet dat je toegeeft niet voldaan te hebben aan art. 17 lid 1 WWB.
Als de rechtbank met "samenwoning" doelt op de feiten en omstandigheden op basis waarvan de rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van een juridische gezamenlijke huishouding, dan is het onjuist dat eiseres die samenwoning ten stelligste ontkent. De rechtbank merkt zelf immers op dat eiseres heeft verklaard over die feiten en omstandigheden. (Wellicht toen het te laat was om nog te voldoen aan de inlichtingenplicht, maar het gaat mij om de motivering die de rechtbank geeft.)
De motivering van de rechtbank t.a.v. de inlichtingenplicht is m.i. dan ook lek. Dat neemt (helaas) nog niet weg dat er inderdaad sprake kan zijn van een schending van de inlichtingenplicht, maar zo'n schending zal anders gemotiveerd moeten worden.
Ik zou in jouw plaats in het hoger beroep ter verdediging aanvoeren dat je redelijkerwijs uit mocht gaan van wat de dienst zorg en samenleving je heeft verteld (zie hieronder; heb je dat op papier?) en wijzen op het verdwenen dossier waardoor jij buiten jouw schuld om niet meer kunt bewijzen dat instanties in een eerder stadium hebben aangegeven dat er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding. (Misschien heb je dit ook gedaan, maar uit de uitspraak blijkt daar niet uit. Zal niet de eerste keer zijn dat een uitspraak niet ingaat op relevante argumenten, helaas.)
Wat betreft je eerdere bericht:
AndréB schreef: | Let wel, de uitspraak in de Vovo zaak is derhalve niet vernietigd, met gevolg dat beide uitspraken op dit moment geldig zijn. |
Zie art. 8:85 Awb. De voorlopig voorziening vervalt in ieder geval zodra de rechtbank uitspraak heeft gedaan, tenzij bij de uitspraak een later tijdstip is bepaald. De voorlopige voorziening is nu dus vervallen.
Quote: | Ondertussen is van Bremen haar uitkering weer stop gezet.
De DWI heeft opnieuw de eis gesteld dat van Bremen haar woning verlaat en gaat samenwonen met haar buurman. Zolang de buurvrouw weigert aan deze eis gevolg te geven krijgt zij geen uitkering of middelen van bestaan en worden de daardoor ontstane schulden op de buurman verhaalt. |
DWI zal niet echt de eis stellen dat Van Bremen haar woning verlaat, lijkt mij. (De rechter heeft zelfs vastgesteld dát ze feitelijk haar woning al heeft verlaten.) Wellicht stelt DWI de eis dat er een uitkering wordt aangevraagd voor een gezamenlijke huishouding, of iets in die geest. (Of misschien gaat het om inschrijving van het bij de buurman wonen in de GBA of zo?)
Quote: | Buurman heeft inmiddels gepoogd om de dienst zorg en samenleving aansprakelijk gesteld voor het feit dat deze dienst had bepaald dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding in deze.
Deze dienst volhard echter in het feit dat er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding, ondanks de gerechtelijke uitspraak en aanvaart dien ten gevolge géén aansprakelijkheid voor de ontstane situatie. |
Dit is merkwaardig. Ik weet alleen niet goed welke rol deze dienst in het geheel speelt. Lijkt me in ieder geval wel iets om aan te voeren ter ondersteuning van je bewering dat je er redelijkerwijs van uit mocht gaan dat het elkaar verzorgen niet van invloed zou zijn op het recht op bijstand.
Toevoeging: ik lees nu pas goed de tweede vetgedrukte opmerking:
rechtbank schreef: | Dat eiseres wel steeds aan personen werkzaam bij de gemeente openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot de intensieve mantelzorg, doet niet af aan dit oordeel nu eiseres het gezamenlijk hoofdverblijf bij verweerder had moeten melden. |
Pfff, komt op mij nogal hardvochtig over. Wie of wat bij de gemeente gaat over intensieve mantelzorg? (Is dat de dienst zorg en samenleving?) _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
AndréB
Leeftijd: 64 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 40
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 2:22 Onderwerp: |
|
|
De intensieve mantelzorg komt maar liefst 8 x voor in het nog aanwezige dossier, te beginnen in 2001.
Verder zijn er getuigen verklaringen in het dossier dat de buurvrouw enkele dagen per week door andere mantelzorgers werd begeleid als ook door professionele zorg. Ook dit wordt niet meegewogen.
Ook wordt niet meegewogen dat de DWI de buurvrouw wegens de intensieve zorg en het gevaar bij gebrek hier aan van school heeft gestuurd.
Maar ik zei al eerder... de rechter heeft de vovo zaak niet meegewogen.
De CRvB heeft gesteld dat de uitspraak in de vovo zaak nog steeds van kracht is omdat de motivatie in de hoofdzaak niet is weersproken of is weerlegd. (onderzoek onzorgvuldig en onvolledig.
De Rechter lijkt uitsluitend te hebben beoordeeld op de pleitnotitie van de DWI ter zitting in de hoofdzaak.
De advocaat van de buurvrouw had geen pleitnotitie gemaakt en haar verklaringen (verre van volledig) zijn niet meegenomen in de uitspraak. |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 2:38 Onderwerp: |
|
|
AndréB schreef: | Maar ik zei al eerder... de rechter heeft de vovo zaak niet meegewogen.
De CRvB heeft gesteld dat de uitspraak in de vovo zaak nog steeds van kracht is omdat de motivatie in de hoofdzaak niet is weersproken of is weerlegd. (onderzoek onzorgvuldig en onvolledig. |
Dat de voorlopige voorziening niet meetelt vind ik niet vreemd. Die voorlopige voorziening dient een ander doel. De voorzieningenrechter mag bovendien geen deel uitmaken van de kamer die in de hoofdzaak uitspraak doet. Verder is art. 8:85 Awb erg duidelijk. Zie anders CRvB 24 januari 2006, LJN AV0197:
CRvB schreef: | Zoals hiervoor is aangegeven, is hangende het hoger beroep door de voorzieningenrechter van de Raad een voorlopige voorziening getroffen. Op grond van artikel 8:85, tweede lid, aanhef en onder c, eerste zinsdeel, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet vervalt de voorlopige voorziening zodra de Raad op het hoger beroep uitspraak heeft gedaan. Gelet daarop en in aanmerking genomen het belang van appellanten, ziet de Raad aanleiding om, met toepassing van het tweede zinsdeel van de zojuist genoemde bepaling van de Awb, erin te voorzien dat de voorlopige voorziening doorloopt tot zes weken na de datum van bekendmaking van het nieuwe besluit op bezwaar. (...)
III. BESLISSING
(...)
Bepaalt dat de door de voorzieningenrechter van de Raad op 8 augustus 2005 getroffen voorlopige voorziening van kracht blijft tot zes weken na de datum van bekendmaking van het nieuwe besluit op bezwaar; (...) |
De voorlopige voorziening blijft na de uitspraak van 24 januari 2006 in die zaak van kracht, maar alleen omdat de rechter (in dit geval de CRvB) dit expliciet zo bepaalt. In een geval waarin de rechter de aangevallen uitspraak niet vernietigt maar het beroep juist ongegrond verklaart, zal de rechter uiteraard niet snel de voorlopige voorziening laten doorlopen. (Het lijkt me aan te raden om dit nu maar gewoon te accepteren. Je verzetten tegen conclusies die heel eenvoudig uit de wet zijn af te leiden en onmiskenbaar waar zijn, helpt gewoon niet.)
Natuurlijk kun je nu wel bij de CRvB een voorlopige voorziening vragen.
Quote: | De Rechter lijkt uitsluitend te hebben beoordeeld op de pleitnotitie van de DWI ter zitting in de hoofdzaak. |
Ik mag hopen dat de rechtbank ook het beroepschrift en de andere schriftelijke stukken die zijn uitgewisseld heeft meegenomen in haar uitspraak.
Quote: | De advocaat van de buurvrouw had geen pleitnotitie gemaakt en haar verklaringen (verre van volledig) zijn niet meegenomen in de uitspraak. |
Was het beroepschrift wel volledig? _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
AndréB
Leeftijd: 64 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 40
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 2:53 Onderwerp: |
|
|
Bij het beroepschrift is de inhoud vav het vovo verweer over genomen inclusief de bijgevoegde bewijsstukken.
Deze stukken zaten ook netjes in het dpossier van de rechter.
De rechter heeft deze stukken echter niet meegenomen in zijn beoordeling zo blijkt ook uit zijn vonnis.
Quote: | Dat de voorlopige voorziening niet meetelt vind ik niet vreemd. Die voorlopige voorziening dient een ander doel. De voorzieningenrechter mag bovendien geen deel uitmaken van de kamer die in de hoofdzaak uitspraak doet. Verder is art. 8:85 Awb erg duidelijk. |
Hoe kan het dan dat de voorzieningenrechter overige gevraagde uitspraken door schoof naar de rechter in de hoofdzaak?
Overigens over deze (doorgeschoven) punten is ook geen uitspraak gedaan. |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 3:26 Onderwerp: |
|
|
AndréB schreef: | Bij het beroepschrift is de inhoud vav het vovo verweer over genomen inclusief de bijgevoegde bewijsstukken.
Deze stukken zaten ook netjes in het dpossier van de rechter.
De rechter heeft deze stukken echter niet meegenomen in zijn beoordeling zo blijkt ook uit zijn vonnis. |
De rechter behoort dat wel te doen, althans voor zover die stukken relevant zijn voor die beoordeling. Wat betreft de vraag of er sprake is van een "gezamenlijke huishouding" kan ik mij voorstellen dat die stukken er niet meer toe deden. Misschien vallen die stukken onder de opmerking "Daarbij zijn de omstandigheden die tot het voeren van een gezamenlijke huishouding hebben geleid, de motieven van de betrokkenen en de aard van hun onderlinge relatie niet relevant." (Of die opmerking juist is heb ik overigens niet nagezocht in de jurisprudentie. Ik neem aan dat de rechter dit beter weet dan ik.)
Quote: | Hoe kan het dan dat de voorzieningenrechter overige gevraagde uitspraken door schoof naar de rechter in de hoofdzaak? |
De voorzieningenrechter beslist alleen over de gevraagde voorlopige voorzieningen, en dan alleen als er sprake is van onverwijlde spoed. Andere punten moeten in de hoofdzaak aan de orde worden gesteld. (En punten die de voorzieningenrechter wel behandelt moeten ook in de hoofdzaak weer aan de orde worden gesteld. De uitspraak van de voorzieningenrechter is slechts voorlopig.)
Quote: | Overigens over deze (doorgeschoven) punten is ook geen uitspraak gedaan. |
Er wordt niet echt doorgeschoven. De rechtbank doet uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting (art. 8:69 lid 1 Awb). _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
AndréB
Leeftijd: 64 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 40
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 3:39 Onderwerp: |
|
|
bona fides schreef: | De voorzieningenrechter beslist alleen over de gevraagde voorlopige voorzieningen, en dan alleen als er sprake is van onverwijlde spoed. Andere punten moeten in de hoofdzaak aan de orde worden gesteld. Quote: | (En punten die de voorzieningenrechter wel behandelt moeten ook in de hoofdzaak weer aan de orde worden gesteld. De uitspraak van de voorzieningenrechter is slechts voorlopig.) |
|
En dit is in het geheel buiten beschouwing gelaten en gehouden.
Het ging hierbij tevens om afwijzingen tegen nieuwe aanvragen voor een uitkering met een repeterende werking.
Quote: | Overigens over deze (doorgeschoven) punten is ook geen uitspraak gedaan.
Er wordt niet echt doorgeschoven. De rechtbank doet uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting (art. 8:69 lid 1 Awb). |
Dat heeft deze rechter dus niet gedaan. |
|
|
|
 |
AndréB
Leeftijd: 64 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 40
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 16:56 Onderwerp: Bezwaarschrift WVG (nu dienst zorg en samenleving) |
|
|
Bij deze het geanonimiseerde bezwaarschrift uit 2002 waar de rechter zich op beroept
Quote: |
X.X.Xxx
Xxxxxxxx xxx
xxxx xx xxxxxxxxxxxx
Burgemeester en Wethouders Gemeente Amsterdam
Postbus 9889
1006 AN Amsterdam
Kenmerk : Amsterdam, 02-08-02
Onderwerp : aanvulling op bezwaarschrift d.d. inzake wvg-voorziening met als kenmerk xxxxxxxxx (xxxxxxxx)
Geachte heer/mevrouw,
Middels deze brief wil ondergetekende, dhr. Buurman, geboren xx-xx-xx en wonende Xxxxxxxxxx xxx, xxxx xx te xxxxxxxxx, een aanvulling geven op zijn voorlopige bezwaar d.d. 28-06-02.
Zijn bezwaar is gericht tegen uw besluit d.d. 22-05-02 waarin u zijn aanvraag voor een bruikleenauto afwijst.
Ondergetekende kan zich niet vinden in de afwijzing op grond van de hiernavolgende argumenten.
- De gemeente heeft het advies van Tot&Met overgenomen.
Ondergetekende maakt bezwaar tegen een aantal onjuistheden in dit advies.
Medische beperkingen
-In tegenstelling tot wat in het advies van Tot&Met staat beschreven zijn de klachten van ondergetekende niet alleen gebaseerd op koude-gevoeligheid maar ook op vocht-gevoeligheid.
Daarbij verergeren de klachten van de weke delen (ontstekingen) tevens door druk, tril of wrijfcontact.
Met name deze klachten worden verergerd door het rijden in een Canta door het contact met de deur aan de bestuurders zijde.
Dit is gebleken bij een proefrit die hij heeft gemaakt.
-Dr. Xxxxxxx van Tot en Met stelt dat de oorzaak van de klachten en beperkingen die ondergetekende ervaart niet medisch zijn vastgesteld. Hij heeft daarvoor nooit een reumatoloog bezocht.
In dit onderzoek gaat mevrouw Xxxxxxx kennelijk voorbij aan de waarnemingen van de behandelend specialist van ondergetekende en aan de rapportage van het xxxxxxx xxxxxxxxx xxxxxxxxx xxxxxxxxxxx (een onderzoek van de XX en het xXXx in opdracht van het xxxxxxxxxx xxx xxx). In deze rapportage (zie bijlage: Xxxxxxx XXxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxx) staat vermeld dat het medisch, lichamelijk en bloedonderzoek hebben uitgewezen dat de klachten niet van reumatologische aard zijn.
Ondergetekende stelt dat deze klachten vermoedelijk zijn veroorzaakt door de Xxxxxxxxxxx. Sindsdien heeft hij allerlei ontstekingen. Het vermoeden (volgens het XXXX rapport) is dat er sprake is van een virale bacteriologische infectie en een verminderde pompfunctie van het hart.
Minister Borst heeft echter een epidemiologisch onderzoek t.g.v. de Bijlmerramp verboden waardoor de oorzaak van de medische klachten van Buurman nooit vastgesteld kunnen worden. Er zijn wel medische beperkingen vastgesteld, echter de oorzaak is niet bekend en zal dus ook nooit officieel bekend worden zolang er een verbod op het genoemde onderzoek blijft. Ondergetekende is van mening dat hij niet de dupe kan en mag worden van het feit dat minister Borst geen epidemiologisch onderzoek wil laten uitvoeren. Hij ziet een directe relatie tussen zijn medische beperkingen en de Bijlmerramp.
Tot en Met heeft van de specialist van ondergetekende gevraagd of hij kon aangeven of de Canta een ziekteverwekker was. De specialist heeft toen aangegeven bekend te zijn met de ontstekingen maar niet te weten hoe deze ontstekingen worden veroorzaakt.
Het gebruik van een Canta kan, net als bijv. een boormachine, een stofzuiger, door tril of wrijfcontact een ontsteking doen aanwakkeren, het middel op zich is echter geen ziekteverwekker.
Sociale Factoren, specifieke situatie van de aanvrager
De reden dat ondergetekende een bruikleenauto aanvraagt is daarnaast gelegen in het feit dat meneer de mantelzorg heeft voor zijn buurvrouw. Zij heeft regelmatig last van epileptische aanvallen en kan niet alleen de deur uit en/of thuis alleen zijn, omdat dit onverwachte, onveilige situaties kan opleveren. Om deze reden is ondergetekende zoveel mogelijk bij mevrouw als zij vervoerd moet worden. (zie bijlage: AMC, verklaring van dr. Xxxxxx inzake Buurvrouw).
Hij heeft een daarvoor geschikt vervoersmiddel nodig.
Tevens heeft de buurvrouw van ondergetekende een 7-jarige dochter welke leerplichtig is.
Zij zit vanwege sociale omstandigheden en noodzakelijke rust op een school in Xxxxxxxxxxxx.
Aangezien haar moeder haar niet zelfstandig kan halen- en brengen en er geen andere oplossing voor het vervoerprobleem van het kind is gevonden zit zij nu al sinds november 2001 thuis. Dit terwijl ze leerplichtig is.
De moeder van het kind heeft een aanvraag voor leerlingenvervoer bij de gemeente ingediend, echter deze aanvraag is afgewezen ( zie kopie: xxxxxxxxx xxxxxxxx).
Ook is de aanvraag voor schoolvervoer bij de bijzondere bijstand afgewezen (zie kopie: sociale dienst Xxxxxxxx).
Een andere oplossing voor het vervoer van het kind is tot op heden niet gevonden.
Deelname aan het leerlingenvervoer kost immers 46 Euro per dag.
Ondergetekende wil het kind naar school vervoeren om op deze wijze het probleem op te lossen. Hij vindt het namelijk, net als zijn buurvrouw, van het grootste belang dat het kind weer naar school kan. Om zowel kind als moeder naar school te kunnen vervoeren heeft ondergetekende een bruikleenauto nodig. In een Canta of brommobiel is daar niet voldoende ruimte voor en mogen geen kinderen worden vervoerd.
De stichting Tot&Met stelt dat dit geen noodzakelijke vervoersbehoeften van de buurvrouw en het kind zijn… het gaat om een individuele vervoersvoorziening.
Ondergetekende stelt echter dat zijn situatie niet los gezien kan worden van de situatie van zijn buurvrouw. Zij vormen samen als het ware een verzorgingseenheid te vergelijken met een gezin. Het kind van de buurvrouw ziet ondergetekende als vader.
Zij dragen zorg voor elkaar, de buurvrouw zorgt voor hem inzake zijn lichamelijke beperkingen. Ondergetekende ondersteunt zijn buurvrouw, bijvoorbeeld bij het over straat gaan, omdat het beter is dat zij dit niet alleen doet. ( zie bijlage, brief van het AMC waarin dit staat vermeld). Ook bij de toekenning van het aantal uren PGB is rekening gehouden met deze vormen van mantelzorg.
Ondergetekende is nu volledig afhankelijk van anderen. Hij kan zich niet zelfstandig verplaatsen. Moet een beroep doen op derden voor boodschappen, geld van zijn rekening halen e.d. Zo raakt hij de regie over zijn leven kwijt.
Tot slot wil ondergetekende bij de gemeente onder de aandacht brengen dat hij hulpverlener is voor de xxxxxxxxxxxx Xxx xxx xxxxxxxxx in de xxxxxxxxxxx. In deze functie bezoekt hij slachtoffers door het hele land. Gezien zijn vervoersproblemen kan hij deze functie niet meer uitoefenen. Dit heeft tot gevolg dat ondergetekende grote kans heeft om in een sociaal isolement te geraken. Zijn familieleden kan hij immers ook niet meer bezoeken. Zij komen niet bij ondergetekende op bezoek i.v.m. het feit dat hij in een omgeving woont die bij zijn familieleden veel angst voor criminaliteit te weeg brengt.
Ondergetekende wil graag zijn sociale contacten zo spoedig mogelijk weer opbouwen en is van mening dat de gemeente een zorgplicht heeft in deze.
Naar de mening van ondergetekende zou de toekenning van de bruikleenauto de goedkoopst adequate oplossing zijn voor het vervoer van ondergetekende, zijn buurvrouw en haar kind.
Op basis van bovenstaande argumenten verzoekt meneer de gemeente om haar beslissing te herzien en hem alsnog een bruikleenauto en een vergoeding voor de rijlessen toe te kennen.
Hoogachtend,
|
|
|
|
|
 |
AndréB
Leeftijd: 64 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 40
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 17:02 Onderwerp: uitstpraak bezwaarschrift 2002 |
|
|
Bij deze de geanonimiseerde uitspraak van Cohen uit 2002
Quote: |
gemeente Amsterdam
Aan de heer Buurman
Xxxxxxxxxx xxxx
xxxx XX Xxxxxxxxx
Nummer : MEC xxxxxxxx
(xxxxxxxx)
Datum : 20 september 2002
Beslissing op het bezwaar ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) naar
aanleiding van een besluit ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg)
Geachte heer Buurman,
Naar aanleiding van het door u ingediende bezwaarschrift van 28 juni 2002, dat wij ontvingen op
3 juli 2002, berichten wij u het volgende.
Het bezwaarschrift is gericht tegen het besluit van 17 mei 2002, verzenddatum 22 mei 2002,
waarbij u naar aanleiding van uw aanvraag van 3 december 2001 om in aanmerking te komen
voor een bruikleenauto (inclusief rijlessen ten behoeve van het behalen van een rijbewijs) wordt
medegedeeld dat conform het advies van de Stichting Tot & Met (hierna: Tot & Met) afwijzend
op uw aanvraag is beslist.
Ten aanzien van de feiten die betrekking hebben op deze aangelegenheid is ons het volgende
gebleken.
Op 23 februari 2001 heeft u een gesloten buitenwagen aangevraagd. Naar aanleiding van deze
aanvraag heeft Tot & Met een nader medisch onderzoek uitgevoerd. In het adviesrapport van
21 maart 2001 van de medisch adviseur van Tot & Met, dat hier als herhaald en ingevoegd
wordt beschouwd, wordt aangegeven dat er een indicatie is voor een gesloten buitenwagen plus
de bijbehorende tegemoetkoming in de vervoerskosten.
Bij beschikking d.d. 29 maart 2001 is u een gesloten buitenwagen toegekend. Bij passing van de
gesloten buitenwagen heeft u van deze gesloten buitenwagen afgezien omdat u claimt een
bredere buitenwagen (brommobiel) nodig te hebben.
Uit een notitie d.d. 10 juli 2001 in het Wvg-dossier blijkt uit telefonisch overleg met Tot & Met
dat het advies van Tot & Met is een gesloten buitenwagen en geen brommobiel. U was op dat
moment bezig om via specialisten aan te tonen dat uw klachten zodanig zijn dat een brommobiel
noodzakelijk is. U wilde dat de beschikking gehandhaafd bleef totdat u duidelijkheid had. U wilde
vooralsnog géén gebruik maken van een gesloten buitenwagen.
Op 3 december 2001 heeft u een bruikleenauto aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag
heeft Tot & Met een nader medisch onderzoek uitgevoerd. In het adviesrapport van 19 april
2002 van de medisch adviseur van Tot & Met, dat hier als herhaald en ingevoegd wordt
beschouwd, wordt aangegeven dat er geen indicatie voor een bruikleenauto met rijlessen bestaat
omdat er geen nieuwe feiten zijn, zodat de oorspronkelijke conclusie in de adviesrapportage van
21 maart 2001, n.l. dat een Canta de goedkoopst adequate voorziening is, niet hoeft te worden
herzien.
nummer : MEC xxxxxxxxx/x xxxxxxx)
datum : 8 oktober 2002
pagina : 2
Op grond van het vorenstaande kwam het door u bestreden besluit tot stand.
In uw aanvullend bezwaarschrift van 2 augustus 2002 voert u onder meer aan dat u bezwaar
maakt tegen een aantal onjuistheden in het advies van Tot & Met. U ervaart pijn in de weke
delen welke verergert bij druk, tril of wrijfcontact. Deze pijn wordt met name verergerd door het
rijden in een Canta. Tot & Met stelt volgens u dat de oorzaak van de klachten en beperkingen die
u ervaart niet medisch zijn vastgesteld. U heeft daarvoor echter nooit een neuroloog bezocht.
De reden dat u een bruikleenauto aanvraagt is daarnaast gelegen in de mantelzorg voor uw
buurvrouw. Zij heeft regelmatig last van epileptische aanvallen en kan niet alleen de deur uit
en/of thuis alleen zijn omdat deze onverwachte, onveilige situaties kunnen opleveren. Tevens wilt
u de 7-jarige dochter van uw buurvrouw, die niet zelfstandig naar school kan, samen met de
moeder naar school vervoeren om op deze wijze het vervoersprobleem van het meisje op te
lossen. Met een Canta is dit niet mogelijk.
Tijdens de hoorzitting op 29 augustus 2002 verklaarde u onder meer dat de door de Canta
ontstane ontstekingen latent aanwezig zijn en worden geactiveerd door tril- en wrijfcontacten. Na
de proefrit met de Canta was de linkerkant van uw lichaam al ontstoken.
U was betrokken bij de Bijlmervliegramp. Na de ramp heeft u longfunctiestoornissen gekregen en
bent u als gevolg van hoge luchtvochtigheid zeer aan huis gebonden.
U helpt uw buurvrouw in het kader van de (wederzijdse) mantelzorg. U was al bevriend met haar
en zij is later naast u komen wonen.
Een overdekte buitenwagen heeft het probleem dat daarin geen kinderen mogen worden
vervoerd. U heeft samen met uw buurvrouw een gemeenschappelijke vervoersbehoefte.
Voor 3 februari 2002 heeft de Wvg geen rekening gehouden met de (wederzijdse) mantelzorg en
met de vervoersbehoefte buiten Amsterdam. Met het protocol van 26 maart 2002 vervalt het
hiervoor genoemde. U heeft geen rijbewijs maar u heeft wel rijexamen gedaan.
U bent afgekeurd omdat u uw hoofd niet voldoende kan draaien. Dit is op te lossen door een
andere spiegel. U wil ook een medische aanvraag voor een rijbewijs via de Wvg.
Uw buurvrouw en u leven als broer en zus. Uw buurvrouw lijdt sinds anderhalf jaar aan epilepsie.
Uw buurvrouw heeft een dochter van 7 jaar die in Xxxxxxxxxxxx op school zit. Zij gaat met een
schoolbusje naar school, wat € 50,- per dag kost. Dit bedrag wordt door de gemeente betaald.
Nadien is gebleken dat u op 17 september 2002 telefonisch heeft medegedeeld dat u in verband
met acute trombose moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Deze acute trombose is
volgens u ontstaan omdat u te weinig beweging hebt.
Met betrekking tot uw bezwaren tegen het besluit van 17 mei 2002 hebben wij het volgende
overwogen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 2, eerste lid van de Wvg draagt het gemeentebestuur zorg voor
de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van de
deelneming aan het maatschappelijk verkeer van in de gemeente woonachtige gehandicapten en
stelt met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet daartoe regels vast bij
verordening.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3 van de Wvg biedt het gemeentebestuur verantwoorde
voorzieningen aan. Onder verantwoorde voorzieningen worden verstaan de voorzieningen die
doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend.
In de Beleidsnota Wvg (hierna: Beleidsnota) vastgesteld door de gemeente Amsterdam op 23 juni
1998 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 mei 2001, wordt er bij het vaststellen van de
individuele vervoersbehoefte van uitgegaan, dat de gehandicapte kan deelnemen aan het 'leven
van alle dag'. Dit betekent, dat iemand in staat gesteld moet worden om met vervoer buitenshuis
nummer : MEC xxxxxxxxx/x xxxxxxx)
datum ; 8 oktober 2002
pagina : 3
deel te nemen aan het leven van alle dag, bijvoorbeeld voor het doen van dagelijkse
boodschappen, het bezoeken van winkels, instellingen, enzovoort. Onder het deelnemen aan het
leven van alle dag valt ook het onderhouden van wezenlijke sociale contacten buiten de korte
afstandssfeer waarvoor verplaatsing nodig is.
Blijkens paragraaf 4.3.1. ad 1. van de Beleidsnota gaat het bij een al dan niet aangepaste auto in
bruikleen om een vervoermiddel dat voorziet in de totale vervoerbehoefte op de korte en lange
afstanden. Deze voorziening kan gecombineerd worden met een financiële tegemoetkoming in de
kosten van het gebruik van dit vervoermiddel.
Uitgangspunt van deze voorziening is dat hiermee alle vervoerbehoeften kunnen worden ingevuld
omdat het openbaar vervoer, aanvullend openbaar vervoer en andere verplaatsingsmiddelen
(bijvoorbeeld fiets, taxi, scootmobiel) niet in aanmerking komen. De betrokkene moet op grond
van medische beperkingen voor iedere verplaatsing buitenshuis op een auto zijn aangewezen
zodat taxivervoer - praktisch gezien - niet als een adequate voorziening kan worden beschouwd.
Indien zowel voor de korte als lange afstand een voorziening moet worden getroffen, zal de
afweging moeten worden gemaakt, of de bruikleenauto goedkoper is dan een combinatie van
twee of meer adequate voorzieningen (bijvoorbeeld taxikostenvergoeding plus een vervoermiddel
voor de korte afstand).
Binnen het gemeentelijke beleid is de bruikleenauto het sluitstuk van de vervoervoorzieningen. In
vrijwel alle gevallen is het verstrekken van een bruikleenauto de duurste optie en deze optie komt
dus alleen aan de orde als er geen andere oplossingen zijn.
Op 3 december 2001 heeft u een bruikleenauto aangevraagd. In haar adviesrapportage van
19 april 2002 geeft Tot & Met aan dat er geen indicatie is voor een bruikleenauto, omdat er geen
nieuwe feiten zijn waardoor de oorspronkelijke indicatie in de adviesrapportage van
21 maart 2001, n.l. dat een gesloten buitenwagen (Canta) de goedkoopst adequate voorziening
is, zou moeten worden herzien.
In uw bezwaarschrift geeft u onder meer aan dat de pijn in de weke delen verergert door druk-,
tril- of wrijfcontact. Deze pijn wordt met name verergerd door het rijden in een Canta. De door u
gevraagde bruikleenauto is eveneens benodigd vanwege de mantelzorg voor uw buurvrouw en
haar dochter.
Gezien het hierboven genoemde dient te worden overwogen dat u geen nieuwe medische
informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat u niet in staat bent om van een Canta gebruik te
maken.
Gezien het hierboven genoemde dient eveneens te worden overwogen dat het uitgangspunt van
de Beleidsnota de individuele vervoersbehoefte van de betrokken gehandicapte is. Daar u geen
gezamenlijke huishouding met uw buurvrouw en haar dochter voert is er geen sprake is van een
(wederzijdse) zorgplicht en een gezamenlijke vervoersbehoefte.
Bij de heroverweging van het omstreden besluit dient te worden geconcludeerd dat het besluit
van 17 mei 2002 op goede gronden is genomen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en/of omstandigheden die tot een andere beslissing
zouden kunnen leiden.
nummer : MEC xxxxxxxxx/xxxxxxxx)
datum : 8 oktober 2002
pagina : 4
Derhalve hebben wij - in onze vergadering van 8 oktober 2002 - besloten uw bezwaren
ongegrond te verklaren en het besluit van 17 mei 2002 te handhaven.
Hoogachtend,
Burgemeester en Wethouders
van Amsterdam,
E. Gerritsen, mr. M.J. Cohen,
Secretaris Burgemeester
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris
Afschrift van deze beslissing wordt gegeven aan de sector Maatschappelijke, Economische en
Culturele ontwikkeling (4 stuks).
Binnen zes weken na de dag van verzending van deze beslissing kunt u beroep instellen bij de
Rechtbank Amsterdam, Sector Bestuursrecht Algemeen, Postbus 75850, 1070 AW Amsterdam,
onder vermelding van nummer MEC xxxxxxxxx (xxxxxxxx).
Correspondentie-adres (uitsluitend voor het bezwaarschrift):
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, Postbus 9889, 1006 AN Amsterdam;
inlichtingen bij: de heer G. van Halem, telefoon 020 - 346 5520.
|
|
|
|
|
 |
AndréB
Leeftijd: 64 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 40
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 17:11 Onderwerp: ingediende getuigenverklaring mantelzorg door derden |
|
|
Bij deze één van de ingediende getuigen verklaringen ter zitting betreffende mantelzorg door meerdere personen.
Quote: |
Hoogedelachtbare heer / mevrouw de Kantonrechter,
Mijn naam is Xxxxxxxxx Xxxxx Geboren: xx-xx-xxxx te xxxxxxxxx. Ik ben een vriendin van Buurvrouw die ik al vanaf de huishoudschool ken en wil u na lang aarzelen toch naar waarheid vertellen dat ik sinds eind 2002 regelmatig 1 of enkele dagen of dagdelen per week bij haar verblijf, of zij bij mij thuis.
Wanneer ik bij haar verblijf slaapt mijn dochter samen met haar dochter in het stapelbed op het adres Xxxxxxxxxx xxx, of op een stretcher op de kamer van haar dochter bij dhr. Buurman. Ik doe dit om haar buurman die zelf ook ziek is zo nu en dan te ontlasten. Meestal bestaat mijn verblijf met Buurvrouw in het teken van het zorg dragen dat zij niet in slaap valt.
Ik heb in die tijd (2002) ook samen met Buurvrouw bij de sociale dienst op Xxxxxxxx gevraagd of dit mocht omdat ik zelf ook een bijstandsuitkering heb.
Zij hebben in Buurvrouw haar dossier de medische stukken na gekeken en zeiden dat het geen probleem was. Wel is er een aantekening in het dossier gemaakt.
Ik durfde eerst niet te getuigen omdat ze Buurvrouw er nu van beschuldigen geen melding te hebben gemaakt terwijl ik zelf in zo’n gesprek betrokken ben geweest. Ik was bang dat ik dan ook mijn uitkering zou kwijt raken, of net als dhr. Buurman aansprakelijk te worden gesteld voor fraude of samenwonen. Ik heb ook de verantwoording voor mijn dochter en wil haar veiligheid niet in gevaar brengen.
Al heeft Buurvrouw al sinds eind 2004 geen gas en licht aansluiting doordat zij haar rekening wegens hoge kosten voor onderzoek in het ziekenhuis in Den Haag die zij niet vergoed kreeg kon betalen is er wel gezorgd dat er stroom is zodat wij veilig in de woning kunnen verblijven.
Wanneer ik gedurende de nacht bij haar ben dan slaapt Buurvrouw in een relax stoel in de huiskamer. Ik mag dan niet in slaap vallen en moet dan voorkomen dat zij een ademstilstand krijgt.
Ik kijk dan naar de TV of speel een spelletje op de computer en zet dan koffie om wakker te blijven.
Wanneer Buurvrouw begint te snurken bij het uitademen, moet ik haar wakker maken en dhr. Buurman direct alarmeren. Hij neemt het dan verder van mij over.
Gelukkig heb ik zelf nog geen echte epilepsie aanval van haar hoeven meemaken.
Tot het overlijden van de moeder van dhr. Buurman 2 jaar geleden deed ik dit bij tourbeurt samen met de moeder van dhr. Buurman. De afgelopen 2 jaar doe ik dit zo nu en dan zelfstandig. Dhr. Buurman is dan wel altijd in de directe omgeving, hooguit in zijn eigen woning 2 huizen naast de woning van Buurvrouw. Gelukkig heb ik maar enkele keren zijn hulp hoeven inroepen.
Ik ben elke week gemiddeld wel 2 dagen of dagdelen bij haar, maar we hebben daar geen schema voor.
Onze dochters zijn dikke vriendinnen en zijn graag samen.
Tijdens vakanties ben ik soms ook wel een hele week bij haar, maar dan ga ik tussendoor met of zonder Buurvrouw ook naar mijn eigen huis.
Mevr. X. Xxxxx.
|
|
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 21:41 Onderwerp: |
|
|
Zijn deze stukken in de hoofdzaak ingebracht?
Is bij het besluit van Cohen op het bezwaar van 28 juni 2002 de brief van 2 augustus 2002 in aanmerking genomen? Dat blijkt niet uit het besluit, en ik weet niet of Cohen daartoe verplicht was.
In ieder geval zijn B&W Amsterdam dus wel geïnformeerd over het samenwonen. Het lijkt mij dat B&W Amsterdam ook verweerder is in de recente uitspraak? Art. 17 lid 1 WWB stelt dat mededeling moet worden gedaan aan het college, en dat is het college van burgemeester en wethouders (art. 1 sub b WWB). Of gaat het in de recente uitspraak niet om B&W Amsterdam? _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
AndréB
Leeftijd: 64 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 40
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 23:22 Onderwerp: |
|
|
Aller eerst mijn dank voor deze reactie...
Ik was al bang dat ik het niet meer helder zag
Maar ik ben nu niet de enige meer
bona fides schreef: | Zijn deze stukken in de hoofdzaak ingebracht?
|
Beiden zijn ingebracht bij de rechter, beiden lagen voor zijn neus.
Quote: |
Is bij het besluit van Cohen op het bezwaar van 28 juni 2002 de brief van 2 augustus 2002 in aanmerking genomen? |
ja, echter dit was een procedure van de buurman in het kader van de WVG (nu WMO)
Quote: | Dat blijkt niet uit het besluit, en ik weet niet of Cohen daartoe verplicht was.
|
Quote: |
In ieder geval zijn B&W Amsterdam dus wel geïnformeerd over het
samenwonen.
|
Als ik de rechter goed interpreteer hebben buurvrouw en buurman dat niet niet gedaan. Zij hebben uitvoerig de mantelzorg situatie aan de gemeente duidelijk gemaakt.
In het vonnis worden buurvrouw en buurman namelijk verweten dat zij beiden in beide procedures geen melding hebben gemaakt van een gezamenlijke huishouding!
Quote: | : Het lijkt mij dat B&W Amsterdam ook verweerder is in de recente uitspraak? Art. 17 lid 1 WWB stelt dat mededeling moet worden gedaan aan het college, en dat is het college van burgemeester en wethouders (art. 1 sub b WWB). Of gaat het in de recente uitspraak niet om B&W Amsterdam? |
Het gaat hier om dezelfde burgemeester en wethouders.  |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: vr 21 dec 2007 23:53 Onderwerp: |
|
|
AndréB schreef: | Quote: | In ieder geval zijn B&W Amsterdam dus wel geïnformeerd over het samenwonen. |
Als ik de rechter goed interpreteer hebben buurvrouw en buurman dat niet niet gedaan. Zij hebben uitvoerig de mantelzorg situatie aan de gemeente duidelijk gemaakt.
In het vonnis worden buurvrouw en buurman namelijk verweten dat zij beiden in beide procedures geen melding hebben gemaakt van een gezamenlijke huishouding! |
Het lijkt mij dat de rechtbank dat verwijt alleen in de WWB-procedure maakt. (Een uitspraak heeft ook maar betrekking op één procedure.)
In de uitspraak lees ik overigens:
rechtbank schreef: | Dat eiseres wel steeds aan personen werkzaam bij de gemeente openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot de intensieve mantelzorg, doet niet af aan dit oordeel nu eiseres het gezamenlijk hoofdverblijf bij verweerder had moeten melden. |
Ik weet niet of dit over de WVG-bezwaarprocedure gaat. Dat de rechtbank het over "eiseres" heeft, en het WVG-bezwaarschrift door de buurman is geschreven, duidt daar niet op. Het blijft (voor mij) allemaal erg onoverzichtelijk. Iemand met veel verstand van zaken zou eens in alle rust alle stukken moeten doorwerken.
En uit een ouder bericht t.a.v. de verhouding voorzieningenrechter-rechtbank:
AndréB schreef: | En dit is in het geheel buiten beschouwing gelaten en gehouden.
Het ging hierbij tevens om afwijzingen tegen nieuwe aanvragen voor een uitkering met een repeterende werking. |
De bestuursrechter beslist alleen over het besluit waartegen je (na bezwaar) beroep hebt ingesteld. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
AndréB
Leeftijd: 64 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 40
|
Geplaatst: za 22 dec 2007 0:50 Onderwerp: |
|
|
Quote: | en aanzien van de vraag of eiseres verweerder op de hoogte heeft gesteld van haar feitelijke woonsituatie overweegt de rechtbank dat gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat verweerder niet door toedoen van eiseres bekend is geworden met de feitelijke situatie. De rechtbank overweegt in dit verband dat eiseres ter zitting heeft bevestigd dat zij nimmer, noch in de procedure in het kader van de gehandicapten
voorziening, noch in overleg met verweerder, althans XXxxxxxxxxx heeft medegedeeld samen te wonen met Buurman; eiseres ontkent deze samenwoning immers ten stelligste. Door van de gevoerde gezamenlijke huishouding geen melding te maken, heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB en artikel 65, eerste lid, van de Abw geschonden.
Vanwege het bestaan van een gezamenlijke huishouding was eiseres niet als zelfstandig subject van bijstand aan te merken, zodat geen recht op bijstand naar de norm van een alleenstaande bestond. Verweerder heeft derhalve terecht de uitkering ingetrokken. Dat eiseres wel steeds aan personen werkzaam bij de gemeente openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot de intensieve mantelzorg, doet niet af aan dit oordeel nu eiseres het gezamenlijk hoofdverblijf bij verweerder had moeten melden. |
Dit stukje van het vonnis bedoel ik. |
|
|
|
 |
|
|
U mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen U mag geen reacties plaatsen U mag uw berichten niet bewerken U mag uw berichten niet verwijderen U mag niet stemmen in polls
|
|
|
|