Gebruikersnaam:   Wachtwoord:   Gratis Registreren | Wachtwoord vergeten? Blog
Rechtenforum.nl
Rechtenforum.nl Rechtenforum.nl
 
Controle paneel
Registreren Registreren
Agenda Agenda
Help Help
Zoeken Zoeken
Inloggen Inloggen

Partners
Energie vergelijken
Internet vergelijken
Hypotheekadviseur
Q Scheidingsadviseurs
Vergelijk.com

Rechtsbronnen
Rechtspraak
Kamervragen
Kamerstukken
AMvBs
Beleidsregels
Circulaires
Koninklijke Besluiten
Ministeriële Regelingen
Regelingen PBO/OLBB
Regelingen ZBO
Reglementen van Orde
Rijkskoninklijke Besl.
Rijkswetten
Verdragen
Wetten Overzicht

Wettenbundel
Awb - Algm. w. best...
AWR - Algm. w. inz...
BW Boek 1 - Burg...
BW Boek 2 - Burg...
BW Boek 3 - Burg...
BW Boek 4 - Burg...
BW Boek 5 - Burg...
BW Boek 6 - Burg...
BW Boek 7 - Burg...
BW Boek 7a - Burg...
BW Boek 8 - Burg...
FW - Faillissement...
Gemw - Gemeente...
GW - Grondwet
KW - Kieswet
PW - Provinciewet
WW - Werkloosheid...
Wbp - Wet bescherm...
IB - Wet inkomstbel...
WAO - Wet op de arb..
WWB - W. werk & bij...
RV - W. v. Burgerlijk...
Sr - W. v. Strafrecht
Sv - W. v. Strafvor...

Visie
Werkgevers toch ...
Waarderingsperik...
Het verschonings...
Indirect discrim...
Een recht op ide...
» Visie insturen

Rechtennieuws.nl
Loods mag worden...
KPN bereikt akko...
Van der Steur wi...
AKD adviseert de...
Kneppelhout beno...
» Nieuws melden

Snellinks
EUR
OUNL
RuG
RUN
UL
UM
UU
UvA
UvT
VU
Meer links

Rechtenforum
Over Rechtenforum
Maak favoriet
Maak startpagina
Mail deze site
Link naar ons
Colofon
Meedoen
Feedback
Contact

Recente topics
SEO
Force justice ...
incasso proced...
Volkshuisevest...
Psychiatrie

Carrière
Boekel De Nerée
CMS DSB

Content Syndication


 
Het is nu vr 27 jun 2025 12:57
Bekijk onbeantwoorde berichten

Tijden zijn in GMT + 2 uur

Collegegeld en onderscheid op leeftijd
Moderator: Moderator Team

 
Plaats nieuw bericht   Plaats reactie Pagina 4 van 5 Ga naar pagina Vorige  1, 2, 3, 4, 5  Volgende
Printvriendelijk | E-mail vriend(in) Vorige onderwerp | Volgende onderwerp  
Auteur Bericht
Nemine contradicente
Moderator
Nemine contradicente

Leeftijd: 46
Geslacht: Man
Sterrenbeeld: Steenbok
Studieomgeving (BA): UvT
Studieomgeving (MA): UvT
Berichten: 2250


BerichtGeplaatst: do 18 mei 2006 0:14    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

Tilburg trekt ook de collegegelden gelijk;
http://stuwww.uvt.nl/~s765031/test/viewtopic.php?t=20
http://www.uvt.nl/studenten/statuut/reg1/2006/
_________________
Legere Iudicare Reparare
Bekijk profiel Stuur privé bericht
Verstuur e-mail Bekijk de homepage
bona fides




Geslacht: Man

Studieomgeving (BA): UL
Studieomgeving (MA): UL
Berichten: 22911


BerichtGeplaatst: do 18 mei 2006 2:27    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

Bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs schijnt er een uitspraak over de rechtmatigheid van dit onderscheid op leeftijd aan te komen, al sinds januari... Helaas is de website en in het bijzonder de jurisprudentiezoekmachine redelijk waardeloos.
_________________
Hanc marginis exiguitas non caperet.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
mcvg



Leeftijd: 49
Geslacht: Man
Sterrenbeeld: Ram
Studieomgeving (BA): UvA
Studieomgeving (MA): 
Berichten: 279


BerichtGeplaatst: di 09 okt 2007 14:11    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

wat een waardeloze website zeg.
ook als je om de maker van de website klikt krijg je een of ander flippo6@zonnet.nl mailadres...

die uitspraak heb ik ook al gezocht. kan ik ook nergens vinden.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
ergo sum
Redacteur
ergo sum

Leeftijd: 120

Sterrenbeeld: Schorpioen


Berichten: 17065


BerichtGeplaatst: di 09 okt 2007 17:06    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

Universiteit mag oude student hoger collegegeld vragen, Rechtennieuws.nl

De uitspraak zelf blijft helaas onvindbaar.
_________________
Vivere est cogitare.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
bona fides




Geslacht: Man

Studieomgeving (BA): UL
Studieomgeving (MA): UL
Berichten: 22911


BerichtGeplaatst: di 09 okt 2007 22:17    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

mcvg schreef:
wat een waardeloze website zeg.
ook als je om de maker van de website klikt krijg je een of ander flippo6@zonnet.nl mailadres...

Onder contact vind ik cbho@rechtspraak.nl.

Gezien HvJ EG 22 november 2005, C-144/04, zie ik niet in hoe het CBHO kon oordelen dat dit onderscheid valt te rechtvaardigen.

Beetje vreemd overigens dat er een vijfde hoogste bestuursrechter bestaat waarover in de literatuur niets valt terug te vinden. In de boeken zijn er altijd vier: de ABRvS, de CRvB, het CBB en de belastingkamer bij de Hoge Raad.
_________________
Hanc marginis exiguitas non caperet.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
mcvg



Leeftijd: 49
Geslacht: Man
Sterrenbeeld: Ram
Studieomgeving (BA): UvA
Studieomgeving (MA): 
Berichten: 279


BerichtGeplaatst: di 09 okt 2007 22:30    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

bona fides schreef:
mcvg schreef:
wat een waardeloze website zeg.
ook als je om de maker van de website klikt krijg je een of ander flippo6@zonnet.nl mailadres...

Onder contact vind ik cbho@rechtspraak.nl.

Gezien HvJ EG 22 november 2005, C-144/04, zie ik niet in hoe het CBHO kon oordelen dat dit onderscheid valt te rechtvaardigen.

Beetje vreemd overigens dat er een vijfde hoogste bestuursrechter bestaat waarover in de literatuur niets valt terug te vinden. In de boeken zijn er altijd vier: de ABRvS, de CRvB, het CBB en de belastingkamer bij de Hoge Raad.


heb je ze gemaild voor de uitspraak? Het is toch raar dat deze niet te vinden is. Als ik op die link van jou klik zie ik een uitspraak over een richtlijn betreffende arbeid en beroep. Ik kan me voorstellen dat onderwijs daar niet onder valt?
Bekijk profiel Stuur privé bericht
bona fides




Geslacht: Man

Studieomgeving (BA): UL
Studieomgeving (MA): UL
Berichten: 22911


BerichtGeplaatst: di 09 okt 2007 23:51    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

mcvg schreef:
heb je ze gemaild voor de uitspraak?

Dat wilde ik aan jou overlaten Very Happy. Of ze zo'n uitspraak mailen of zelfs willen opsturen weet ik niet.

Quote:
Als ik op die link van jou klik zie ik een uitspraak over een richtlijn betreffende arbeid en beroep. Ik kan me voorstellen dat onderwijs daar niet onder valt?

Jawel, zie artikel 5 WGBL en artikel 3 lid 1 sub b van Richtlijn 2000/78/EG (van toepassing op "de toegang tot alle vormen en alle niveaus van beroepskeuzevoorlichting, beroepsopleiding, voortgezette beroepsopleiding en omscholing, met inbegrip van praktijkervaring"). Zie ook de oordelen van de CGB over deze kwestie (te vinden in deze draad, meen ik).
_________________
Hanc marginis exiguitas non caperet.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
mcvg



Leeftijd: 49
Geslacht: Man
Sterrenbeeld: Ram
Studieomgeving (BA): UvA
Studieomgeving (MA): 
Berichten: 279


BerichtGeplaatst: wo 10 okt 2007 6:05    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

ik heb ze gemaild of zij een vindplaats kennen voor de uitspraak. ben benieuwd.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
mcvg



Leeftijd: 49
Geslacht: Man
Sterrenbeeld: Ram
Studieomgeving (BA): UvA
Studieomgeving (MA): 
Berichten: 279


BerichtGeplaatst: wo 10 okt 2007 10:48    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

antwoord is binnen Smile

het zijn meerdere uitspraken die me zijn gemaild, ik zal even een overweging posten die de kern weergeeft in een van de uitspraken. Ik moet er zelf nog even over na denken maar ik vind de redenering van het College op het eerste oogpunt niet erg sterk.

Ik zoek nog even een plek om de complete uitspraken te uploaden


Quote:


Zaaknummer: 2006/056


2.4. Het College heeft de door appellant aan de orde gestelde rechtsvragen eerder beantwoord in haar uitspraken van 10 februari 2004, in zaak nr. 2003/032 en van 20 juli 2006, in zaak nr. CBHO 2006/017 (aangehecht ter voorlichting van partijen). Daarin heeft het College overwogen dat het door verweerder gemaakte onderscheid naar leeftijd, zowel bij voltijd- als bij deeltijdstudenten, is aan te merken als een gerechtvaardigd onderscheid als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c, van de WGLB. Het College overweegt daartoe dat er geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat de hoogte van het instellingscollegegeld dat in rekening is gebracht op zichzelf genomen de grenzen van een als redelijk aan te merken wederprestatie voor toegang tot het onderwijs te buiten gaat. Op grond van de WHW wordt voor studenten tot 30 jaar een lager tarief in rekening gebracht om redenen die door de wetgever in de parlementaire geschiedenis tot uitdrukking zijn gebracht. Dat de wetgever, door vanuit deze overwegingen een gegarandeerd tarief te bieden aan jonge studenten, instellingen de mogelijkheid zou hebben ontnomen om een in beginsel normaal tarief te hanteren voor wie de wetgever een dergelijke garantie niet heeft willen bieden, is een gevolgtrekking waartoe de bepalingen van de WGLB en de Richtlijn ter uitvoering waarvan deze strekt, niet dwingen.

2.5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verweerder was toegestaan het collegegeld in rekening te brengen als ten aanzien van appellant is geschied. Hetgeen door appellant in beroep is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden, zodat het beroep ongegrond verklaard zal worden.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
bona fides




Geslacht: Man

Studieomgeving (BA): UL
Studieomgeving (MA): UL
Berichten: 22911


BerichtGeplaatst: wo 10 okt 2007 13:46    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

Inderdaad niet erg sterk.
CBHO schreef:
Daarin heeft het College overwogen dat het door verweerder gemaakte onderscheid naar leeftijd, zowel bij voltijd- als bij deeltijdstudenten, is aan te merken als een gerechtvaardigd onderscheid als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c, van de WGLB.

Dus de WGBL (neem ik aan) wordt van toepassing geacht.

CBHO schreef:
Het College overweegt daartoe dat er geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat de hoogte van het instellingscollegegeld dat in rekening is gebracht op zichzelf genomen de grenzen van een als redelijk aan te merken wederprestatie voor toegang tot het onderwijs te buiten gaat.

Ok, maar de vraag is of er ongeoorloofd onderscheid wordt gemaakt, niet of de hoogte van het collegegeld op zichzelf genomen onredelijk zou zijn.

Vrouw: "ik verdien 100 euro per maand minder dan ik in dezelfde functie en met dezelfde ervaring als man zou hebben verdiend."
Werkgever: "maar op zichzelf genomen is jouw salaris niet onredelijk."

CBHO schreef:
Op grond van de WHW wordt voor studenten tot 30 jaar een lager tarief in rekening gebracht om redenen die door de wetgever in de parlementaire geschiedenis tot uitdrukking zijn gebracht. Dat de wetgever, door vanuit deze overwegingen een gegarandeerd tarief te bieden aan jonge studenten, instellingen de mogelijkheid zou hebben ontnomen om een in beginsel normaal tarief te hanteren voor wie de wetgever een dergelijke garantie niet heeft willen bieden, is een gevolgtrekking waartoe de bepalingen van de WGLB en de Richtlijn ter uitvoering waarvan deze strekt, niet dwingen.

Mooie zin, maar de bepalingen van de WGBL en de Richtlijn dwingen nu juist wel tot een gelijke behandeling. Tenzij er voor dat onderscheid een rechtvaardiging bestaat als bedoeld in art. 7 lid 1 sub c WGBL:
Quote:
Het verbod van onderscheid geldt niet indien het onderscheid: (...)
c. anderszins objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Uit C-144/04 blijkt dat dit geen lege criteria zijn. Het CBHO besteedt er geen aandacht aan.
_________________
Hanc marginis exiguitas non caperet.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
mcvg



Leeftijd: 49
Geslacht: Man
Sterrenbeeld: Ram
Studieomgeving (BA): UvA
Studieomgeving (MA): 
Berichten: 279


BerichtGeplaatst: wo 10 okt 2007 14:54    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

bona fides schreef:


Quote:
Het verbod van onderscheid geldt niet indien het onderscheid: (...)
c. anderszins objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Uit C-144/04 blijkt dat dit geen lege criteria zijn. Het CBHO besteedt er geen aandacht aan.


Volgens mij is de redenering van het CHBO dat het legitiem doel is dat jongere studenten voor een gereduceerd tarief kunnen studeren. De instellingen zijn daarom wettelijk gebonden aan het tarief wat wordt vastgesteld voor studenten onder de 30 in de WHW. Omdat voor studenten boven de 30 dit niet geldt zijn de instellingen niet gebonden aan een wettelijk collegegeld voor deze groep.

Het is dus eigenlijk positieve discriminatie, niet de oudere studenten betalen meer, maar de jongeren minder. Of dit middel passend en noodzakelijk is kan ik niet beoordelen omdat ik de criteria niet ken. Wel lijken in ieder geval de instellingen niet de boosdoeners maar de WHW.


Laatst aangepast door mcvg op wo 10 okt 2007 15:04, in totaal 1 keer bewerkt
Bekijk profiel Stuur privé bericht
mcvg



Leeftijd: 49
Geslacht: Man
Sterrenbeeld: Ram
Studieomgeving (BA): UvA
Studieomgeving (MA): 
Berichten: 279


BerichtGeplaatst: wo 10 okt 2007 15:03    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

hierbij de uitspraken:

2006/017


Quote:


Zaaknummer: 2006/017
Rechter(s): mrs. Martens, Olivier, Borman
Datum uitspraak: 20 juli 2006
Partijen: X tegen Rijksuniversiteit Groningen
Trefwoorden: algemeen verbindende voorschriften, differentiatie collegegeld, directe werking, Grondwet,
karakter collegegeldtarief, leeftijdsgrens 30 jaar, verbindendheid regelingen, verdragsbepalingen, vertrouwensbeginsel, wederprestatie, wetsgeschiedenis,
Artikelen: WHW art. 7.43 lid 1 en 2; Grondwet art. 1; IVESCR art. 13 lid 2 aanhef en onderdeel c. IVBPR art.
26; Richtlijn 2000/78/EG; Uitvoeringsregeling RUG 2005-2006 art. 6 lid 2; WGBL art. 7 lid 1, onderdeel c
Uitspraak: ongegrond
Hoofdoverwegingen: 2.5 Het door verweerder gemaakte onderscheid naar leeftijd is aan te merken als een gerechtvaardigd onderscheid als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c, van de WGBL. Het College overweegt hiertoe dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de hoogte van het instellingscollegegeld dat in casu in rekening is gebracht op zichzelf genomen de grenzen van een als redelijk aan te merken wederprestatie voor toegang tot het onderwijs te buiten gaat. Op grond van de WHW wordt voor studenten tot 30 jaar een lager tarief in rekening gebracht om redenen die door wetgever in de parlementaire geschiedenis tot uitdrukking zijn gebracht. Dat de wetgever door vanuit deze overwegingen een gegarandeerd tarief te bieden aan jonge studenten instellingen de mogelijkheid zou hebben ontnomen om een in beginsel normaal te achten tarief in rekening te brengen aan ouderen voor wie de wetgever een dergelijke garantie niet heeft willen bieden, is een gevolgtrekking waartoe de bepalingen van de WGBL en de Richtlijn ter uitvoering waarvan deze strekt, niet dwingen.

Uitspraak in de zaak tussen:

mevrouw X, wonende te Y,
appellante,

en

het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen, gevestigd te Groningen,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij brief van 22 augustus 2005 heeft appellante verweerder verzocht het collegegeld over het studiejaar 2004-2005 en 2005/2006 alsnog vast te stellen op € 1.476 respectievelijk € 1.496.

Bij brief van 20 september 2005 heeft verweerder dat verzoek afgewezen.

Bij brief van 15 oktober 2005 heeft appellante daartegen bezwaar gemaakt.

Op 25 januari 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Bij faxbericht van 6 maart 2006, bij brief binnengekomen bij het College op 7 maart 2006, heeft appellante daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft op 21 april 2006 een verweerschrift ingediend.

Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2006, waar appellante in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mevr. mr. E. van Schaik, zijn verschenen.

2. Overwegingen.

2.1. Verweerder heeft aan het bestreden besluit van 25 januari 2006 de volgende overweging ten grondslag gelegd:
“De Commissie heeft overwogen dat in artikel 7.43, tweede lid, van de WHW is bepaald dat studenten die de leeftijd van 30 jaar hebben bereikt het instellingscollegegeld verschuldigd zijn en dat dit ten minste het bedrag aan het wettelijk collegegeld bedraagt.
Ons College is op grond van voornoemd artikel bevoegd een instellingscollegegeld vast te stellen dat hoger is dan het wettelijk collegegeld. In de Uitvoeringsregeling RUG 2005-2006 is vastgelegd dat het instellingscollegegeld € 1.968 bedraagt. U heeft de leeftijd van 30 jaar bereikt, zodat u het instellingscollegegeld verschuldigd bent.
De CGB [Commissie Gelijke Behandeling] is van mening dat het onderscheid in leeftijd voor wat betreft de collegegeld-differentiatie, zoals bedoeld in artikel 7.43, tweede lid, van de WHW, alleen is toegestaan indien hiervoor een objectieve rechtvaardiging bestaat. Ons College sluit zich, voor wat
betreft de motivering voor het hogere collegegeldtarief voor studenten van 30 jaar en ouder, aan bij die van de wetgever zoals dit is verwoord in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot wijziging van artikel 7.43 van de WHW.
De CGB is een adviesorgaan en geen rechtsprekend orgaan en kan geen bindende uitspraken doen.
De Commissie heeft gemeend dat het bezwaarschrift zich richt tegen het individuele besluit van ons College om u als student aan de RUG in te schrijven tegen betaling van het instellingscollegegeld. De Commissie meende daarom dat het bezwaarschrift, nu het niet is gericht tegen de Uitvoeringsregeling RUG, niet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hierbij merkte de Commissie op dat volgens ons College uw verzoek dat betrekking heeft op het studiejaar 2004-2005 niet vanwege overschrijding van de termijn voor het indienen van het bezwaar niet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Daarnaast heeft de Commissie gemeend dat de discretionaire bevoegdheid van ons College om een instellingscollegegeld vast te stellen hoger dan het bedrag aan wettelijk collegegeld, conform het bepaalde in artikel 7.43, tweede lid, van de WHW, niet ter beoordeling van de Commissie is. Het bepaalde in artikel 6, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling RUG 2005-2006 is niet in strijd met de WHW.
De Commissie merkte verder op dat de uitspraak van de CGB haar niet heeft kunnen overtuigen van het vermeende ongeoorloofde onderscheid in leeftijd. De Commissie heeft gemeend dat de motivering van ons College om het betreffende onderscheid in leeftijd te maken, leidt tot een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor dit onderscheid, waarbij zij verwijst naar de uitspraak die het CBHO op 10 februari 2004 heeft gedaan in een soortgelijke zaak.”

2.2. Uit de overgelegde stukken blijkt dat appellante uitsluitend beroep instelt tegen de vaststelling van haar instellingscollegegeld voor de studiejaren 2004-2005 en 2005-2006, waartegen zij - zakelijk weergegeven - aanvoert dat verweerder geen objectieve rechtvaardiging geeft voor het leeftijds-onderscheid bij de vaststelling van het instellingscollegegeld. Voorts voert appellante aan dat verweerder daarbij tevens in strijd handelt met Richtlijn 2000/78/EG, artikel 13, tweede lid, van het IVESCR en de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid (hierna ook: WGBL). Zij verwijst daartoe naar oordeel 2005-96 van de Commissie Gelijke Behandeling.

2.3. In het verweerschrift heeft verweerder het volgende aangevoerd:
“In beginsel staat het universiteiten vrij om de hoogte van het instellingscollegegeld zelf te bepalen. Met artikel 7.43 lid 1 heeft de wetgever beoogd de toegang tot het hoger onderwijs voor een bepaalde groep studenten te waarborgen, door een wettelijk vastgesteld collegegeldtarief te bepalen voor studenten tot 30 jaar en voor bepaalde groepen buitenlandse studenten, onafhankelijk van de financiële positie van hun ouders. Dit heeft een directe relatie met de Wsf 2000, waarin in artikel 2.3 is bepaald dat studenten tot 30 jaar voor studiefinanciering in aanmerking komen. Bij de behandeling van de WGBL in de Tweede Kamer is namelijk gesteld dat de koppeling tussen de Wsf 2000 en de WHW legitiem is en gebaseerd is op de primaire verantwoordelijkheid van de overheid voor de toegankelijkheid van het voltijdse onderwijs, in die zin dat iedere jongere met toereikende capaciteiten dient te kunnen studeren, ongeacht de financiële middelen van de ouders (TK, vergaderjaar 2001/02, 28 170, nr. 5 pag. 29 en 30). Er is dus geen sprake van discriminatie op grond van leeftijd, maar van de bescherming van een bepaalde categorie studenten.
In aansluiting op dit beginsel heeft ons College besloten een hoger collegegeld te heffen voor studenten die ouder zijn dan 30 jaar op grond van de volgende overwegingen.
De overheid en dus ook de universiteit als publiekrechtelijk orgaan moet jonge mensen in staat stellen een opleiding te volgen die uit algemene middelen wordt betaald. De eigen verantwoordelijkheid voor de keuzen die men maakt neemt toe naarmate men ouder wordt.
Het uit maatschappelijk oogpunt beschikbaar moeten stellen van publieke middelen neemt af als iemand op oudere leeftijd wil gaan studeren. De leeftijdgrens is getrokken bij 30 jaar, omdat dit ook de leeftijd is waarop het recht op studiefinanciering in principe eindigt.
Gezien het feit dat de wetgever zelf in de WHW en in de Wsf 2000 het onderscheid op grond van leeftijd legitimeert, betekent dat de toepassing van artikel 6 lid 2 van de Uitvoeringsregeling 2005-2006 rechtmatig is en niet in strijd is met vigerende wetgeving.”

2.4. Het College heeft de door appellante aan de orde gestelde rechtsvragen eerder beantwoord in zijn uitspraak van 10 februari 2004, in zaak nr. CBHO 2003/032.
Het College verwijst daartoe in het bijzonder naar de daarin opgenomen rov. 2.7.
“Het College is van oordeel dat voor het gemaakte onderscheid in de door verweerder geschetste achtergrond een redelijke en objectieve rechtvaardiging kan worden gevonden. Dat na het bereiken van een bepaalde leeftijd, in casu 30 jaar, de grotere eigen verantwoordelijkheid van de student tot uitdrukking komt in de hoogte van het verschuldigde tarief en in een afname van de bijdrage aan de studiekosten uit de algemene middelen, is niet onbegrijpelijk of onredelijk. In dit verband heeft verweerder, ook voor wat betreft de keuze van de leeftijd van 30 jaar, aansluiting mogen zoeken bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, dat heeft geleid tot wijziging van artikel 7.43, eerste lid, van de WHW. Daarbij heeft de regering te kennen gegeven dat studenten vanaf hun 30-ste jaar het instellingscollegegeld voor een voltijdse opleiding dienen te voldoen. Te dezer zake is in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel (Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 873, nr. 3, blz. 12) het volgde opgenomen:
“Aan de keuze voor de leeftijdsgrens van 30 jaar ligt dezelfde overweging ten grondslag als aan de overeenkomstige keuze voor de leeftijdsgrens van 30 jaar bij de studiefinanciering. Die leeftijd markeert een grens. Redelijkerwijs is die grens voldoende om jonge mensen in staat te stellen een initiële opleiding te voltooien die grotendeels uit de algemene middelen wordt gefinancierd. Wil men van het bekostigde onderwijs ook voorbij die grens gebruikmaken, dan is het redelijk dat een door de instelling te bepalen tarief verschuldigd is.”

2.5. Het door verweerder gemaakte onderscheid naar leeftijd is aan te merken als een gerechtvaardigd onderscheid als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c, van de WGBL. Het College overweegt hiertoe dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de hoogte van het instellings-collegegeld dat in casu in rekening is gebracht op zichzelf genomen de grenzen van een als redelijk aan te merken wederprestatie voor toegang tot het onderwijs te buiten gaat. Op grond van de WHW wordt voor studenten tot 30 jaar een lager tarief in rekening gebracht om redenen die door wetgever in de parlementaire geschiedenis tot uitdrukking zijn gebracht. Dat de wetgever door vanuit deze overwegingen een gegarandeerd tarief te bieden aan jonge studenten instellingen de mogelijkheid zou hebben ontnomen om een in beginsel normaal te achten tarief in rekening te brengen aan ouderen voor wie de wetgever een dergelijke garantie niet heeft willen bieden, is een gevolgtrekking waartoe de bepalingen van de WGBL en de Richtlijn ter uitvoering waarvan deze strekt, niet dwingen.

2.6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verweerder was toegestaan het collegegeld in rekening te brengen als is geschied. Al hetgeen door appellante hiertegen overigens nog is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden, zodat het beroep ongegrond zal worden verklaard.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.






2006/41

Quote:


Zaaknummer: 2006/041
Rechter(s): mrs. Olivier, Borman, Mollee
Datum uitspraak: 9 november 2006
Partijen: X tegen Universiteit Maastricht
Trefwoorden: Bevoegdheid, dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) instellen rechtsmiddelen, instellingscollegegeld, leeftijdscriterium, nieuwe feiten en omstandigheden, nieuwe ontwikkelingen in rechtspraak, ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling, publiek recht, verzoek terug te komen op in rechte vaststaand besluit
Artikelen: WHW art. 7.43 lid 1 en 2, 7.66 lid 1 onder b
Hoofdoverwegingen: 2.4.Het College overweegt vooreerst dat het bevoegd is van het onderhavige geschil omtrent de terugvordering van collegegeld te beslissen. Appellant beroept zich in het onderhavige geval op onverschuldigde betaling aan een bestuursorgaan. Dat onverschuldigd betaalde bedragen moeten worden terugbetaald, berust op een algemeen rechtsbeginsel dat zich ook in het publiek recht doet gevoelen. Het onderhavige geschil is dan ook publiekrechtelijk van aard. Voorts betreft het een geschil omtrent de hoogte van het voor een inschrijving bij de instelling verschuldigde collegegeld, hetgeen een besluit betreft als bedoeld in artikel 7.66, eerste lid onder b, van de WHW.
2.5. Appellant heeft gedurende de jaren dat hij ingeschreven heeft gestaan het instellingscollegegeld betaald. In de daaraan ten grondslag liggende besluiten tot heffing van dit collegegeld heeft appellant berust en deze zijn in rechte onaantastbaar geworden. Het verzoek van appellant om gedeeltelijke terugbetaling van het door hem jaarlijks betaalde collegegeld is derhalve aan te merken als een verzoek om terug te komen van in rechte vaststaande besluiten. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder de verschuldigdheid van het collegegeld geheel opnieuw beoordeeld, hetgeen echter niet tot een andere uitkomst heeft geleid.
Een bestuursorgaan is in het algemeen bevoegd een verzoek van een belanghebbende om van een eerder genomen besluit terug te komen inhoudelijk te behandelen en daarbij de oorspronkelijke beslissing in volle omvang te heroverwegen. Indien het bestuursorgaan met gebruikmaking van deze bevoegdheid de eerdere beslissing handhaaft, kan een beroep ter zake echter niet de weg openen naar een toetsing als betrof het het oorspronkelijke besluit. Een dergelijke wijze van toetsen zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. Het College dient dan ook het oorspronkelijke besluit tot uitgangspunt te nemen en zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien.
2.6. Appellant heeft als nieuw feit of veranderde omstandigheid aangevoerd dat de Regeling op grond waarvan hij op grond van zijn leeftijd (ouder dan dertig jaar) een hoger collegegeld verschuldigd was dan het wettelijke collegegeld blijkens een uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling (hierna: CGB) van 4 oktober 2005 discriminatoir en daardoor onrechtmatig was. Om die reden is er sprake geweest van onverschuldigde betaling van collegegeld.
2.7. Het College volgt appellant niet in zijn betoog. Het College ziet in de uitspraak van de CGB geen nieuw feit. Nog daargelaten dat de uitspraak van de CGB geen rechterlijke uitspraak is, wijst het College erop dat volgens vaste jurisprudentie nieuwe ontwikkelingen in de rechtspraak geen nieuw feit opleveren, dat aanleiding zou moeten geven om terug te komen van eerder genomen in rechte vaststaande besluiten.
2.8. Ten overvloede voegt het College hieraan toe dat het reeds meermalen, laatstelijk bij uitspraak van 20 juli 2006, CBHO 2006/17, heeft uitgesproken dat de Regeling op grond waarvan van appellant het hogere instellingscollegegeld is geheven niet discriminatoir is. Nu verweerder om die reden het collegegeld mocht heffen zoals hij dat heeft gedaan, is er ook geen sprake geweest van onverschuldigd betaald collegegeld. Verweerder heeft derhalve op goede gronden het verzoek van appellant tot terugbetaling van collegegeld geweigerd.

Uitspraak in de zaak tussen:

X, wonende te Y, appellant,
en
het college van bestuur van de Universiteit Maastricht, gevestigd te Maastricht, verweerder.

1. Procesverloop

Bij brief van 14 oktober 2005, heeft appellant verweerder verzocht om hem restitutie te verlenen van het door hem boven het wettelijk collegegeld meer betaalde bedrag over de studiejaren 2001-2002 tot en met 2004-2005.

Op dat verzoek is bij besluit van 12 januari 2006 namens verweerder afwijzend beslist.

Bij brief van 26 januari 2006, ingekomen op 13 februari 2006, heeft appellant daartegen bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 28 juni 2006 heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 14 juli 2006, bij het College ingekomen op 17 juli 2006, beroep ingesteld.

Bij brief van 25 augustus 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2006, waar appellant in persoon en verweerder vertegenwoordigd door mevr. K. Makkinga, werkzaam bij verweerder, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het bestreden besluit is onder meer gebaseerd op de volgende overwegingen:
"Het College van Bestuur overweegt hierover als volgt.
Het oordeel waarop u zich beroept betreft een oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). Er is geen sprake van een rechterlijke uitspraak. Voor de uitspraak van de CGB is door het College van Beroep Hoger Onderwijs (CBHO) in vergelijkbare situaties uitgesproken dat bij het bepalen van instellingscollegegelden de instelling beleidsvrijheid heeft en dat de rechter zich hierin niet kan of hoeft te mengen. Voor de vaststelling van de (hogere) collegegelden voor 30 plussers bevat de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) in artikel 7.43 een wettelijke grondslag.
Aan de keuze voor de leeftijdgrens van 30 jaar ligt dezelfde overweging ten grondslag als aan de overeenkomstige keuze voor de leeftijdgrens van 30 jaar bij de studiefinanciering".

2.2. In beroep heeft appellant, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat:
"De uitspraak nr. 2005-96 inzake dossier nr. 2004-0358 14 oktober 2005 van de CGB is geen gerechtelijke uitspraak, maar een duidelijke kwalificatie als zijnde discriminatoir, van de bestaande regeling van hoger collegegeld voor studenten ouder dan 30 jaar, wanneer voor het hogere bedrag geen contraprestatie wordt verricht. Ook aan een wettelijke bevoegdheid kan geen invulling gegeven worden door een regeling die door zijn discriminatoire aard onrechtmatig is. De UM is als overheidsorgaan gehouden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals vastgelegd in de Awb en kan geen illegitieme regels stellen.
Aangezien in ieder geval alle regelingen in de studiejaren 2001 tot 2005 ditzelfde karakter hadden en er in geen van die jaren ooit enige contraprestatie geleverd is, is de kwalificatie van toepassing op de gehele periode.
Er is dan aldus sprake van ongerechtvaardigde verrijking van de kant van de UM of onverschuldigde betaling mijnerzijds."

2.3. Artikel 7.43, WHW, zoals gewijzigd bij wet 29 juni 2000, Stb. 2000, 286, is blijkens artikel 14.2 van die wet in werking getreden met ingang van 1 september 2000. De wijziging van het eerste lid in samenhang met het tweede lid van dat artikel houdt onder andere in het invoeren van de leeftijdsgrens van 30 jaren waarboven het instellingsbestuur gerecht is een instellingscollegegeld van studenten van 30 jaar en ouder te heffen.

2.4. Het College overweegt vooreerst dat het bevoegd is van het onderhavige geschil omtrent de terugvordering van collegegeld te beslissen. Appellant beroept zich in het onderhavige geval op onverschuldigde betaling aan een bestuursorgaan. Dat onverschuldigd betaalde bedragen moeten worden terugbetaald, berust op een algemeen rechtsbeginsel dat zich ook in het publiek recht doet gevoelen. Het onderhavige geschil is dan ook publiekrechtelijk van aard. Voorts betreft het een geschil omtrent de hoogte van het voor een inschrijving bij de instelling verschuldigde collegegeld, hetgeen een besluit betreft als bedoeld in artikel 7.66, eerste lid onder b, van de WHW.

2.5. Appellant heeft gedurende de jaren dat hij ingeschreven heeft gestaan het instellingscollegegeld betaald. In de daaraan ten grondslag liggende besluiten tot heffing van dit collegegeld heeft appellant berust en deze zijn in rechte onaantastbaar geworden. Het verzoek van appellant om gedeeltelijke terugbetaling van het door hem jaarlijks betaalde collegegeld is derhalve aan te merken als een verzoek om terug te komen van in rechte vaststaande besluiten. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder de verschuldigdheid van het collegegeld geheel opnieuw beoordeeld, hetgeen echter niet tot een andere uitkomst heeft geleid.
Een bestuursorgaan is in het algemeen bevoegd een verzoek van een belanghebbende om van een eerder genomen besluit terug te komen inhoudelijk te behandelen en daarbij de oorspronkelijke beslissing in volle omvang te heroverwegen. Indien het bestuursorgaan met gebruikmaking van deze bevoegdheid de eerdere beslissing handhaaft, kan een beroep ter zake echter niet de weg openen naar een toetsing als betrof het het oorspronkelijke besluit. Een dergelijke wijze van toetsen zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. Het College dient dan ook het oorspronkelijke besluit tot uitgangspunt te nemen en zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien.

2.6. Appellant heeft als nieuw feit of veranderde omstandigheid aangevoerd dat de Regeling op grond waarvan hij op grond van zijn leeftijd (ouder dan dertig jaar) een hoger collegegeld verschuldigd was dan het wettelijke collegegeld blijkens een uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling (hierna: CGB) van 4 oktober 2005 discriminatoir en daardoor onrechtmatig was. Om die reden is er sprake geweest van onverschuldigde betaling van collegegeld.

2.7. Het College volgt appellant niet in zijn betoog. Het College ziet in de uitspraak van de CGB geen nieuw feit. Nog daargelaten dat de uitspraak van de CGB geen rechterlijke uitspraak is, wijst het College erop dat volgens vaste jurisprudentie nieuwe ontwikkelingen in de rechtspraak geen nieuw feit opleveren, dat aanleiding zou moeten geven om terug te komen van eerder genomen in rechte vaststaande besluiten.

2.8. Ten overvloede voegt het College hieraan toe dat het reeds meermalen, laatstelijk bij uitspraak van 20 juli 2006, CBHO 2006/17, heeft uitgesproken dat de Regeling op grond waarvan van appellant het hogere instellingscollegegeld is geheven niet discriminatoir is. Nu verweerder om die reden het collegegeld mocht heffen zoals hij dat heeft gedaan, is er ook geen sprake geweest van onverschuldigd betaald collegegeld. Verweerder heeft derhalve op goede gronden het verzoek van appellant tot terugbetaling van collegegeld geweigerd.

2.9. Gelet op het vorenstaande, moet het beroep ongegrond worden verklaard.

2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Bekijk profiel Stuur privé bericht
bona fides




Geslacht: Man

Studieomgeving (BA): UL
Studieomgeving (MA): UL
Berichten: 22911


BerichtGeplaatst: wo 10 okt 2007 23:25    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

mcvg schreef:
bona fides schreef:
Quote:
Het verbod van onderscheid geldt niet indien het onderscheid: (...)
c. anderszins objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Uit C-144/04 blijkt dat dit geen lege criteria zijn. Het CBHO besteedt er geen aandacht aan.

Volgens mij is de redenering van het CHBO dat het legitiem doel is dat jongere studenten voor een gereduceerd tarief kunnen studeren.

In dat geval zet ik de discussie tussen de vrouwelijke werknemer en haar werkgever voort:

vrouw: er wordt onderscheid gemaakt op geslacht.
werkgever: klopt, maar het legitieme doel is om mannelijke werknemers een verhoogd salaris uit te betalen.

Een doel dat juist neerkomt op het maken van het betwiste onderscheid lijkt mij niet snel legitiem. Beter zou zijn: het legitieme doel is dat studenten in een achterstandspositie voor een gereduceerd tarief kunnen studeren. Maar nu moet je wel aantonen dát jongere studenten er relatief slecht aan toe zijn! Interessant genoeg hebben juist deze studenten recht op studiefinanciering.

Quote:
De instellingen zijn daarom wettelijk gebonden aan het tarief wat wordt vastgesteld voor studenten onder de 30 in de WHW. Omdat voor studenten boven de 30 dit niet geldt zijn de instellingen niet gebonden aan een wettelijk collegegeld voor deze groep.

Het is dus eigenlijk positieve discriminatie, niet de oudere studenten betalen meer, maar de jongeren minder. Of dit middel passend en noodzakelijk is kan ik niet beoordelen omdat ik de criteria niet ken. Wel lijken in ieder geval de instellingen niet de boosdoeners maar de WHW.

Dat de instellingen vast zitten aan het wettelijk collegegeld voor voltijdstudenten onder de 30 is juist. Maar dat belet de instellingen niet om hetzelfde collegegeld te vragen aan de studenten van 30 jaar en ouder. Volgens mij kun je overigens iedere negatieve discriminatie (de een krijgt minder) herformuleren in positieve discriminatie (de ander krijgt meer). Vrouwen krijgen niet minder, maar mannen krijgen meer betaald. Het lijkt mij beter om vast te stellen dat er onderscheid wordt gemaakt. De vraag is dan of voor dit onderscheid een objectieve rechtvaardiging (legitiem doel, passend, noodzakelijk) bestaat.

Passend en noodzakelijk komt volgens mij neer op subsidiariteit en proportionaliteit. In C-144/04 geeft dit:
HvJ EG schreef:
65. Een dergelijke wetgeving moet worden geacht verder te gaan dan passend en noodzakelijk is voor het bereiken van het nagestreefde doel, voorzover zij de leeftijd van de betrokken werknemer als enig criterium hanteert voor het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, zonder dat is aangetoond dat de vaststelling van een leeftijdsgrens als zodanig, los van iedere andere overweging ter zake van de structuur van de betrokken arbeidsmarkt en de persoonlijke situatie van de betrokkene, objectief noodzakelijk is voor de verwezenlijking van het doel, de opneming in het arbeidsproces van oudere werkloze werknemers te bevorderen. De inachtneming van het evenredigheidsbeginsel impliceert immers dat iedere afwijking van een individueel recht zoveel mogelijk een evenwicht tot stand brengt tussen de eisen van het beginsel van gelijke behandeling en van het beoogde doel (zie in die zin arrest van 19 maart 2002, Lommers, C‑476/99, Jurispr. blz. I‑2891, punt 39). Een dergelijke nationale wetgeving kan dus niet worden gerechtvaardigd uit hoofde van artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78.

Volgens mij kun je dit zo uitleggen, dat het hanteren van een harde maar verder vrij willekeurige leeftijdsgrens zonder een mogelijkheid om op basis van individuele omstandigheden een uitzondering te maken, per definitie niet voldoet aan het criterium "passend en noodzakelijk".
_________________
Hanc marginis exiguitas non caperet.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
bona fides




Geslacht: Man

Studieomgeving (BA): UL
Studieomgeving (MA): UL
Berichten: 22911


BerichtGeplaatst: vr 12 okt 2007 23:31    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

De CGB heeft zich afgelopen maandag opnieuw uitgelaten over deze kwestie. (Misschien de reden waarom deze draad weer tot leven is gekomen?) In haar oordeel 2007-177 gaat de CGB in op CBHO 2006/017:
CGB schreef:
3.13 De Commissie overweegt voorts dat in de onder 3.8. genoemde uitspraak van het CBHO van 7 november 2006, waarop verweerder zich ter onderbouwing van zijn eerste argument beroept, wordt verwezen naar de uitspraak van deze instantie van
20 juli 2006, met nummer 2006/017. In deze uitspraak heeft het CBHO overwogen:
“Dat na het bereiken van een bepaalde leeftijd, in casu 30 jaar, de grotere eigen verantwoordelijkheid van de student tot uitdrukking komt in de hoogte van het verschuldigde tarief en in een afname van de bijdrage aan de studiekosten uit de algemene middelen, is niet onbegrijpelijk of onredelijk. […] Op grond van de WHW wordt voor studenten tot 30 jaar een lager tarief in rekening gebracht om redenen die door de wetgever in de parlementaire geschiedenis tot uitdrukking zijn gebracht. Dat de wetgever, door vanuit de overwegingen een gegarandeerd tarief te bieden aan jonge studenten, instellingen de mogelijkheid zou hebben ontnomen om een in beginsel normaal te achten tarief in rekening te brengen aan ouderen voor wie de wetgever een dergelijke garantie niet heeft willen bieden, is een gevolgtrekking waartoe de bepalingen van de WGBL en de Richtlijn ter uitvoering waarvan deze strekt, niet dwingen.”

3.14 De Commissie kan deze argumentatie van het CBHO niet volgen. Immers, de WGBL heeft tot doel voor personen van alle leeftijden gelijke kansen te waarborgen op de arbeidsmarkt en daaraan voorafgaand in het (beroeps) onderwijs. Door het volgen van onderwijs kunnen meer kansen worden verkregen op de arbeidsmarkt, zowel voor jongeren die nog moeten starten op die arbeidsmarkt, als voor ouderen die zich laten bij- of omscholen. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat juist ouderen moeite hebben met het vinden van (ander) werk. In dat licht kan niet kan worden ingezien hoe het streven naar meer gelijke kansen voor jong en oud op de arbeidsmarkt zich verhoudt tot het verhogen van het collegegeld voor oudere studenten, nu dit het onderwijs voor personen van 30 jaar of ouder juist minder toegankelijk maakt. De Commissie merkt in dit kader bovendien nog op dat verzoekster er in haar schriftelijke aanvulling op haar verzoekschrift van 11 juni 2007, terecht op heeft gewezen dat een verminderde toegankelijkheid van het onderwijs voor oudere studenten zich slecht verhoudt tot het door de regering aangehangen motto “een leven lang leren”.

Precies!

De CGB gaat van de juiste toets uit:
Quote:
3.7 (...) Of in een concreet geval sprake is van een objectieve rechtvaardiging moet worden nagegaan aan de hand van een beoordeling van het doel van het onderscheid en het middel dat ter bereiking van dit doel is ingezet. Het doel dient legitiem te zijn. Dit betekent dat aan het nagestreefde doel iedere discriminatie vreemd is. Voorts dient het doel voldoende zwaarwegend te zijn en/of te voorzien in een werkelijke behoefte. Het middel dat wordt gehanteerd moet passend en noodzakelijk zijn. Een middel is passend indien het geschikt is om het doel te bereiken. Het middel is noodzakelijk indien het doel niet kan worden bereikt met een middel dat niet leidt tot onderscheid, althans minder bezwaarlijk is, en het middel in een evenredige verhouding staat tot het doel. Pas als aan al deze voorwaarden is voldaan levert het onderscheid geen strijd op met de gelijkebehandelingswetgeving.

Het CBHO haalt zijn neus op voor het EG-recht. Wat doet zo'n hoogste rechter in ons rechtsstelsel?
_________________
Hanc marginis exiguitas non caperet.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
mcvg



Leeftijd: 49
Geslacht: Man
Sterrenbeeld: Ram
Studieomgeving (BA): UvA
Studieomgeving (MA): 
Berichten: 279


BerichtGeplaatst: za 13 okt 2007 22:23    Onderwerp: Reageer met quote Naar onder Naar boven

Hoewel het resultaat is toe te juichen is de redenering van het CGB niet goed naar mijn mening.

Quote:


3.16 Daarnaast is de Commissie van oordeel dat het voorkomen van een aanzienlijk en ongewenst inkomstenverlies, weliswaar een legitiem doel is, in de zin van voldoende zwaarwegend en vrij van een discriminerend oogmerk, maar dat niet kan worden gezegd dat het verlies aan inkomsten door het verevenen van de tarieven tot een aanzienlijke inkomstendaling zou leiden. Immers, de extra opbrengsten die het hanteren van een hoger tarief voor de ongeveer 200 studenten van 30 jaar en ouder jaarlijks oplevert, is ongeveer € 96.000,-.

Hoewel de Commissie begrijpt dat verweerder elke inkomstendaling ongewenst acht, is zij van oordeel dat bij een dergelijk afname van de inkomsten, afgezet tegen de totale inkomsten van verweerder, geen sprake is van een aanzienlijke inkomstendaling. Het hanteren van een hoger tarief voor oudere studenten is daarom geen passend middel om een aanzienlijke inkomensdaling te voorkomen.


indien er dus aan een andere instelling 500 studenten ouder dan 30 zijn zou het inkomensverlies dusdanig zijn dat het middel ineenswel passend is? Dit lijkt me niet echt een acceptabele uitkomst.

De oplossing moet volgens mij in de financiering van het onderwijs worden gezocht. De vraag die van belang is is of onderwijsinstellingen meer subsidie voor een student van onder de 30 krijgen dan voor een student van boven 30.

Is dit niet het geval dan is onderscheid in collegegeld moeilijk te rechtvaardigden, aangezien het simpelweg genereren van meer inkomsten uit deze groep studenten in mijn ogen geen legitiem doel is.

Is er wel onderscheid in de financiering van jongere en oudere studenten, dan is er een andere situatie. Er is dan sprake van een verliespost bij instellingen indien er meer oudere studenten zijn en het collegegeld gelijk is voor beiden. Het compenseren van deze verliespost door een hoger collegegeld voor deze groep kan naar mijn mening een legitiem doel zijn. In dit geval is wellicht geen sprake van ongerechtvaardigd onderscheid van de onderwijsinstelling maar wel van de financier (de overheid). In dat geval zou een procedure tegen de staat de benodigde weg zijn om dit onderscheid aan te vechten.
Bekijk profiel Stuur privé bericht
Berichten van afgelopen:   
Plaats nieuw bericht   Plaats reactie Pagina 4 van 5 Ga naar pagina Vorige  1, 2, 3, 4, 5  Volgende

Tijden zijn in GMT + 2 uur


Wie zijn er online?
Leden op dit forum: Geen

U mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen
U mag geen reacties plaatsen
U mag uw berichten niet bewerken
U mag uw berichten niet verwijderen
U mag niet stemmen in polls

Ga naar:  



Home | Over Rechtenforum.nl | Agenda | Visie | Downloads | Links | Mail deze site | Contact

Sites: Rechtennieuws.nl | Jure.nl | Maxius.nl | Parlis.nl | Rechtenforum.nl | Juridischeagenda.nl | Juridica.nl | MijnWetten.nl | AdvocatenZoeken.nl

© 2003 - 2018 Rechtenforum.nl | Gebruiksvoorwaarden | Privacyverklaring | RSS feeds