|
Auteur |
Bericht |
KimAmber
Leeftijd: 33 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UU Studieomgeving (MA): UU Berichten: 28
|
Geplaatst: za 28 sep 2013 20:07 Onderwerp: Vraag over revindicatie |
|
|
Beste leden van het Rechtenforum, ik heb een vraag over de onderstaande casus:
Mevrouw Saar woont in een verzorgingstehuis en is de eigenaresse van een antieke halsketting. Deze wordt uit haar kamer gestolen. Daags daarna ligt de ketting in de etalage van een erkende antiekhandel een paar straten verwijderd van het verzorgingstehuis. Els, verpleegkundige in het huis, koopt de ketting voor zichzelf, al hoewel ze hem wel herkent als de gestolen ketting. Vier jaar later draagt Els de ketting op haar werk. Mevrouw Saar herkent de ketting en eist deze terug.
Kan zij zich met succes op haar revindicatierecht beroepen?
Mijn antwoord op deze vraag zou zijn:
Saar zich niet kan beroepen op haar revindicatierecht. Els is namelijk eigenaar van de ketting geworden, want er is voldaan aan de in art 3:84 BW gestelde voorwaarden. Er is een geldige titel, namelijk een koopovereenkomst. Ook is er sprake van levering, namelijk bezitsverschaffing (art. 3:90 BW) d.m.v een feitelijke overdracht (art. 3:114 BW). De eigenaar van de winkel waarin Els het heeft verkocht is echter niet te beschikkingsbevoegd, omdat hij het goed van Saar heeft gestolen. Els kan zich echter wel op de derdenbescherming beroepen in de zin van art. 3:86 BW, omdat zij de ketting anders dan om niet heeft verkregen en te goeder trouw was (ondanks dat ze de ketting herkende, mocht ze er redelijkerwijs op vertrouwen dat wanneer iemand iets in de winkel koopt het op een rechtmatige manier verkregen wordt). Els verkrijgt dus het bezit van de antieke halsketting. Saar zou, aangezien de ketting gestolen is, de ketting terug kunnen vorderen o.g.v. art. 3:86 lid 3. MAAR, dit kan niet, omdat het niet binnen het termijn van drie jaar valt en Els de ketting in een normale winkel heeft gekocht (art. 3:86 lid 3 sub a). Dit houdt in dat Els zich niet op haar revindicatierecht kan beroepen.
Denk ik een beetje in de goede richting? |
|
|
|
 |
dr.dunno
Leeftijd: 45 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UU Studieomgeving (MA): UU Berichten: 774
|
Geplaatst: za 28 sep 2013 21:49 Onderwerp: |
|
|
Quote: |
en te goeder trouw was (ondanks dat ze de ketting herkende, mocht ze er redelijkerwijs op vertrouwen dat wanneer iemand iets in de winkel koopt het op een rechtmatige manier verkregen wordt).
|
Dit stuk klopt natuurlijk niet (althans ga je niet rechtgebreid krijgen voor een rechter). Als ze de ketting herkende en blijkens de casus ook wist dat deze gestolen was, dan kan het nooit ter goeder trouw zijn verkregen.
Verder zit je wel op het juiste spoor, althans als je alleen kijkt naar het revindicatierecht op t=4jaar. _________________ Catapultum habeo. Isi pecuniam omnem mihi dabis, ad caput tuum saxum immane! |
|
|
|
 |
KimAmber
Leeftijd: 33 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UU Studieomgeving (MA): UU Berichten: 28
|
Geplaatst: zo 29 sep 2013 2:23 Onderwerp: |
|
|
Quote: | Dit stuk klopt natuurlijk niet (althans ga je niet rechtgebreid krijgen voor een rechter). Als ze de ketting herkende en blijkens de casus ook wist dat deze gestolen was, dan kan het nooit ter goeder trouw zijn verkregen. |
Oké dat was dus ook het punt dat ik in twijfel trok. Waar ligt het dan aan? Het feit dat ze de wettelijke onderzoeksplicht niet vervult?
Quote: | Verder zit je wel op het juiste spoor, althans als je alleen kijkt naar het revindicatierecht op t=4jaar. |
Heb je daar een wetsartikel voor? Art 3:86 lid 3 geeft namelijk aan dat de eigenaar hem gedurende max 3 jaar op kan vorderen. |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: ma 30 sep 2013 2:48 Onderwerp: Re: Vraag over revindicatie |
|
|
KimAmber schreef: | Els kan zich echter wel op de derdenbescherming beroepen in de zin van art. 3:86 BW, omdat zij de ketting anders dan om niet heeft verkregen en te goeder trouw was (ondanks dat ze de ketting herkende, mocht ze er redelijkerwijs op vertrouwen dat wanneer iemand iets in de winkel koopt het op een rechtmatige manier verkregen wordt). |
Els weet dat de ketting gestolen is. Els weet dat er iets niet in de haak is. Maar omdat de ketting in een winkel te koop ligt mag Els doen alsof ze van niets weet?
Niet erg logisch, lijkt me?
En in art. 3:86 BW vind je dit zeker niet terug.
Waarom zou het zo zijn?
Als je weet dat iets niet zo is, kan er per definitie nooit sprake zijn van "gerechtvaardigd vertrouwen" dat het wél zo is.
Voor zover je iets uit art. 3:86 lid 3 BW meent af te mogen leiden, lees je het artikel gewoon niet goed. Aan lid 1 is niet voldaan, dus de eigenaar heeft het bezit niet verloren en aan lid 3 kom je niet toe. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
Regin
Leeftijd: 38 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 1042
|
Geplaatst: ma 30 sep 2013 14:13 Onderwerp: |
|
|
Uit artikel 3:11 BW kun je afleiden dat Els niet te goeder trouw was. Zij was immers bekend met de feiten waarop haar goede trouw betrekking zou moeten hebben; zij wist dat de ketting was gestolen.
bona fides schreef: | Aan lid 1 is niet voldaan, dus de eigenaar heeft het bezit niet verloren en aan lid 3 kom je niet toe. |
Na de diefstal heeft de eigenaar wel haar bezit verloren, maar omdat Els geen aanspraak kan maken op derdenbescherming, blijft haar eigendomsrecht intact. |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: ma 30 sep 2013 18:54 Onderwerp: |
|
|
Regin schreef: | bona fides schreef: | Aan lid 1 is niet voldaan, dus de eigenaar heeft het bezit niet verloren en aan lid 3 kom je niet toe. |
Na de diefstal heeft de eigenaar wel haar bezit verloren, maar omdat Els geen aanspraak kan maken op derdenbescherming, blijft haar eigendomsrecht intact. |
Duh, ik las het als "de eigenaar die de eigendom heeft verloren". Daar komt het eigenlijk ook wel op neer, maar staat er inderdaad niet. (Het zou natuurlijk ook niet kloppen als er stond "door diefstal de eigendom verloren", want het is niet de diefstal die de eigendom doet overgaan.)
De juiste betekenis van lid 3 is dus inderdaad iets minder eenvoudig uit de formulering van lid 3 te halen. Lid 3 ziet op de situatie dat de verkrijger wél aanspraak kan maken op de derdenbescherming van lid 1. Dit zit niet in "die het bezit daarvan door diefstal is verloren" (wat ik verkeerd las) maar in "niettemin". Als de eigenaar nog volledig eigenaar is, heeft hij lid 3 in het geheel niet nodig. Maar als de eigenaar door diefstal het bezit verliest, en op een later moment ook de eigendom heeft verloren doordat een ander op grond van art. 3:86 lid 1 BW eigenaar is geworden, dan kan die eigenaar via art. 3:86 lid 3 BW gedurende 3 jaar na de diefstal de gestolen roerende zaak als zijn eigendom opeisen. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
|