|
Auteur |
Bericht |
svdongen
Leeftijd: 29 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 359
|
Geplaatst: di 26 mrt 2013 14:58 Onderwerp: |
|
|
Ik heb eens nagedacht, en denk dat het hier eerder om een misverstand gaat omdat hier verschillende interpretaties van de inhoud mogelijk zijn. In zo een geval is het, gezien Bona Fides zegt
<< Art. 6:228 BW ziet niet op misverstanden over de inhoud van de overeenkomst. >> |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: di 26 mrt 2013 16:38 Onderwerp: |
|
|
KathyKat schreef: | Ik zag zelf artikel 1:234 lid 3 BW slechts als een wettelijk vermoeden en omkering van de bewijslast. Tegenbewijs is altijd mogelijk. |
Dat is het dus niet. Het gaat in lid 3 om een fictief verleende toestemming. Is aan lid 3 voldaan, dan is de juridische situatie dezelfde als die waarin daadwerkelijk toestemming is verleend. Voor tegenbewijs is geen plaats meer. (Uiteraard kan wel worden getwist over de vraag welke handelingen in het maatschappelijk verkeer bij welke leeftijd gebruikelijk zijn.)
Quote: | Bona Fides heeft wel gelijk dat je niet kan beoordelen als je niet weet over wat voor overeenkomst het gaat. |
Voor zover je meent dat ik op een ander punt ongelijk heb, lees nog eens na wat je studieboeken over art. 1:234 lid 3 BW vertellen.
Quote: | Quote: | Quote: | Ik zie eerlijk gezegd niet hoe hier van dwaling in de zin van art. 6:228 BW sprake kan zijn. |
Persoon A was echter niet bewust van dit deel en denkt dat er sprake is van dwaling omdat er verschillende interpretaties mogelijk maken waarbij Persoon A niet op de interpratie van B was gekomen en Persoon B hem op diens interpretatie had moeten wijzen. |
Ik dacht aan dwaling in de zin van artikel 6:228 BW, aangezien A zich niet bewust was van een bepaald deel van de overeenkomst en achteraf bleek dat A de overeenkomst nooit zou hebben gesloten, indien hij van dat deel op de hoogte zou zijn geweest. Er kan naar mijn mening dan sprake zijn van een schending van de spreekplicht van B o.g.v. 6:228 lid 1 sub b. Een geval van mededelingsplicht vs. onderzoeksplicht. |
Maar art. 6:228 BW ziet dus op dwaling omtrent de omstandigheden die voor de partijen beslissend waren om een bepaalde overeenkomst met een bepaalde inhoud af te sluiten. Het artikel ziet niet op dwaling omtrent de inhoud van de overeenkomst.
De inhoud van een overeenkomst wordt bepaald door de wilsverklaringen van de partijen. Voor zover die niet matchen, is er geen overeenkomst tot stand gekomen. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: wo 27 mrt 2013 2:16 Onderwerp: |
|
|
bona fides schreef: | KathyKat schreef: | Ik zag zelf artikel 1:234 lid 3 BW slechts als een wettelijk vermoeden en omkering van de bewijslast. Tegenbewijs is altijd mogelijk. |
Dat is het dus niet. Het gaat in lid 3 om een fictief verleende toestemming. Is aan lid 3 voldaan, dan is de juridische situatie dezelfde als die waarin daadwerkelijk toestemming is verleend. Voor tegenbewijs is geen plaats meer. (Uiteraard kan wel worden getwist over de vraag welke handelingen in het maatschappelijk verkeer bij welke leeftijd gebruikelijk zijn.) |
Wat ik hierboven schrijf blijkt ook niet helemaal te kloppen. Als het voor de wederpartij kenbaar is dat toestemming ontbreekt, bijv. doordat de wettelijke vertegenwoordiger erbij staat en uitdrukkelijk te kennen geeft dat de minderjarige geen toestemming geeft, geldt lid 3 niet.
Het is dus niet voldoende om te bewijzen dat toestemming ontbrak om lid 3 buiten werking te stellen. Je moet bewijzen dat de wederpartij wist dat toestemming ontbrak.
Zie hier. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
|