(geen) zaaksgevolg bij nevenrechten

Ad augusta per angusta

wie kan mij helpen aan een duidelijke uitleg over dit onderwerp. Mijn boek (basisboek recht) lijkt zichzelf tegen te spreken en ik kom er niet uit.

Dit staat in het boek:
pandhouders zijn preferente schuldeisers. Hun voorrechten zijn nevenrechten. bij de cessie van een vordering verkrijgt de nieuwe schuldeiser dus ook het aan de vordering verbonden voorrecht.

Even verderop komt het boek met een voorbeeld. Iemand (A) brengt zijn op instorten staande antieke kast naar reparateur (B). die maakt de kast. Vervolgens betaalt A niet. Hierdoor krijgt A ogv 3:284 lid 1 en 2 BW een speciaal voorrecht dat op de kast rust.
Gaat A failliet, dan heeft B voorrang op de executieopbrengst van (alleen) de kast.
Wanneer B zijn vordering aan C cedeert, gaat het voorrecht als nevenrecht mee over.

Als A de opgehaalde kast de volgende dag heeft verkocht en door middel v feitelijke overhandiging heeft geleverd aan Y, is het voorrecht van B teniet gegaan. (nu komt het) immers, een voorrecht is geen beperkt recht en heeft dus geen zaaksgevolg.

Geldt het voorrecht van B alleen jegens A en is dit niet verbonden aan de kast? Maar waarom bij een gecedeerde vordering dan wel?

Alvast bedankt voor het beantwoorden.