Goederenrecht vraagje

[Jolke]

Stel:

Bedrijf X verkoopt aan bedrijf Y 200 wasmachines op krediet. Hierbij wordt in de algemene leveringsvoorwaarden een eigendomsbeding opgenomen. Bedrijf Y verkoopt 6 wasmachine aan bedrijf A. Bedrijf A betaalt de wasmachines direct aan bedrijf Y.

Bedrijf A is een startende ondernemer in de branche en is niet op de hoogte dat de wasmachines aan bedrijf Y zijn geleverd onder eigendomsvoorbehoud. Wegens een verbouwing staan de 6 wasmachines nog bij bedrijf Y. De partij is duidelijk aangeduid met “Bedrijf A” ter indicatie dat deze zijn verkocht aan bedrijf A.

Bedrijf X ziet zich genoodzaakt om het eigendomsvoorbehoud in te roepen bij niet betaling van de 200 wasmachines door bedrijf Y.

Wat gebeurt er met de 6 wasmachines die nog bij bedrijf Y staan, maar zijn verkocht aan bedrijf A?

Mijn mening:
Bedrijf X kan zonder meer de 194 wasmachines terugvorderen van bedrijf Y. Voor de overige 6 zal bedrijf X een vordering in moeten stellen wegens wanprestatie om de waarde van de wasmachines vergoed zien te krijgen. Het feit dat de 6 wasmachines nog in het bedrijf van Y aanwezig zijn doet imo niet ter zake. De 6 wasmachines blijven dus gewoon staan bij bedrijf Y.

Graag zou ik willen weten hoe jullie over deze casus denken.

[StevenK]

Een levering CP kan in beginsel niet aan derden worden tegengeworpen. Volgens mij zul je je analyse in die richting moeten doen.

[Poeh]

Hierbij enige informatie uit Goederenrecht van Pitlo deel 3:

De koper die een zaak onder eigendomsvoorbehoud geleverd heeft gekregen is met betrekking tot die zaak in beginsel beschikkingsonbevoegd; hij is nog geen eigenaar, maar slechts houder voor de vervreemder.

In beginsel, want doorgaans zal de koper op grond van het contract met zijn verkoper bevoegd zijn om de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken overeenkomstig hun bestemming binnen het kader van de normale bedrijfsuitoefening te vervreemden. Op basis van de inhoud van de overeenkomst tussen X en Y zou dus afgesproken kunnen zijn dat de ontvanger van de goederen onder eigendomsvoorbehoud de goederen mag doorverkopen. In dat geval is de verkopende partij beschikkingsbevoegd en kan X de zes wasmachines niet terugvorderen van A, maar uiteraard wel het geld van Y.
Bij een dergelijke bevoegde vervreemding op grond van de interne relatie tussen de verkoper en koper kom je aan de bescherming van artikel 3:86 BW niet toe.

Aan artikel 3:86 BW kom je wel toe als de bevoegdheid tot vervreemding bij Y ontbreekt. Daarbij is van belang in hoeverre A partij Y bevoegd mocht achten tot de verkoop van de wasmachines aan hem. Zie onder andere arresten: Hoogovens/Matex HR 29 juni 1979, NJ 1980, 133, Seneca HR 6 januari 1961, NJ 1962, 19 en Philippens/Omsa HR 12 juni 1970, NJ 1971, 203. In deze arresten is uitgemaakt dat de enkele omstandigheid dat de derde-verkrijger (A) op de hoogte is van het feit dat er een eigendomsvoorbehoud bestaat, respectievelijk een beroep op het reclamerecht nog openstaat, op zich nog niet hoeft mee te brengen dat hij niet te goeder trouw is.

Overigens kun je bij een levering cp niet toekomen aan de bescherming van artikel 3:86 BW omdat de levering dan op grond van artikel 3:115 sub a jo art. 3:111 BW is mislukt.

Ik hoop dat je hier iets aan hebt.

[Jolke]

Bedankt voor jullie reacties!! Ik zal er nog eens goed naar kijken en de dingen aanvullen/veranderen op een paar punten!

gr Jolke