Wet herziening regels betreffende processtukken instrafzaken

[curls07]

Hoi allemaal,

Ik heb wat publieke meningen nodig!! (van iedereen die de wet herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken kent en deze ook heeft bestudeerd)

Ik ben bezig met het bestuderen van de op 1 januari 2013 in werking getreden wet herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken (Kamerstukken I en II, nr. 32 468). Deze wet heeft een aantal aanpassingen met zich meegebracht, zoals het feit dat de raadkamer niet langer meer optreedt als beoordelaar van bezwaarschriften tegen de onthouding van kennisneming (32 Sv). In plaats daarvan is het de R.C. die nu deze beslissingen neemt artikel 30 lid 4 Sv). Ook kan de verdediging kan bij de nieuwe wet invloed uitoefenen op de samenstelling van het dossier. Het gaat om het nieuwe artikel 34 Sv. En er is in de nieuwe regeling ook bepaald dat de OvJ (alleen)
verantwoordelijk is voor de samenstelling van processtukken tijdens de opsporing (artikel 149a lid 1 Sv). En zo zijn er nog een aantal aanpassingen. In de literatuur mbt tot deze wet zijn er wel enkele knelpunten. Een knelpunt is o.a. dat artikel 152 Sv niet mee veranderd is met de nieuwe wet. Een ander knelpunt is wat er nu precies onder de definitie processtukken valt. Het is vooral lastig in zaken zoals bij het arrest ‘ontucht door stiefvader’ waarbij een bewijsstuk een dagboek betreft. Vroeger waren er twee categorieën waarbij de ene een categorie was met processtukken die in het dossier MOETEN zitten en de andere is de in beginsel categorie, dat gaat dus om stukken die IN BEGINSEL in het dossier moeten zitten. Het dagboek is een voorbeeld van deze
laatste categorie. En zo zijn er nog een aantal knelpunten.


Mijn vraag aan jullie: op welke wijze zou volgens jullie de regelgeving moeten worden aangepast om tot een voor de rechtspraktijk goed bruikbare wettelijke regeling te komen?