RbP
Leeftijd: 52 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 29
|
Geplaatst: ma 28 mei 2012 11:29 Onderwerp: Verweerschrift te laat ingediend - niet ontvankelijk? |
|
|
Artikel 8:42, eerste lid van de Awb stelt: Binnen vier weken na de dag van verzending van het beroepschrift aan het bestuursorgaan zendt dit de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en dient een verweerschrift in.
Ingevolge het tweede lid kan de rechtbank de in het eerste lid bedoelde termijn verlengen.
Mag een rechter een te laat ingediend verweerschrift in zijn/haar overwegingen meenemen, of dient het verweerschrift dan "niet ontvankelijk" te worden verklaard?
Immers, zoals een beroepschrift zich tegen een besluit richt, richt een verweerschrift zich tegen een beroepschrift. Daarbij wordt een te laat ingediend beroepschrift wel "niet ontvankelijk verklaard".
Is hier jurisprudentie over bekend? |
|
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: ma 28 mei 2012 14:16 Onderwerp: |
|
|
Het bestuursrecht is niet symmetrisch. Hetzelfde geldt voor het bestuursprocesrecht.
Een beroepschrift legt vast wat er wordt aangevochten.
Een verweerschrift verdedigt slechts het aangevochten besluit.
Zoals een appellant ter zitting nog kan toelichten waarom uit zijn beroepschrift volgt dat het besluit moet worden vernietigd, kan een bestuursorgaan ter zitting nog toelichten waarom het aangevochten besluit juist is. Als een bestuursorgaan zich ter zitting nog kan verweren, is er duidelijk geen reden waarom een te laat ingediend verweerschrift buiten beschouwing zou moeten worden gelaten. Ook de wet zegt trouwens niet dat een buiten de termijn binnengekomen verweerschrift buiten beschouwing zou moeten worden gelaten.
Je zou nog kunnen argumenteren dat een niet of te laat ingediend verweerschrift tot gegrondverklaring dient te leiden, maar ook dat valt niet in de wet terug te vinden. De wet verbindt kortom geen consequenties aan overschrijding van die termijn. Merk ook op dat een louter formele vernietiging slechts zou opleveren dat het bestuursorgaan opnieuw een beslissing moet nemen. Die beslissing zal dan identiek zijn, zodat de appellant terug bij af is.
Ook uit het feit art. 8:42 Awb het verweerschrift in één adem noemt met de "op de zaak betrekking hebbende stukken", die de rechtbank in de regel uiteraard nodig zal hebben om überhaupt een beslissing te kunnen nemen, blijkt m.i. dat een overschrijding van de termijn van 4 weken weinig gevolgen zal hebben.
ABRvS 25 april 2012, LJN BW3920:
Quote: | 2.3. De maatschap betoogt dat, nu de minister in hoger beroep geen verweerschrift heeft ingediend, hij in strijd met artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en de goede procesorde heeft gehandeld, welk gebrek niet meer geheeld kan worden door alsnog ter zitting mondeling verweer te voeren. De maatschap betoogt voorts dat hetgeen zij in hoger beroep naar voren heeft gebracht als onbetwist dient te worden beschouwd en dat haar hoger beroep reeds daarom gegrond moet worden verklaard.
2.3.1. Ingevolge artikel 8:31 van de Awb kan de rechtbank, indien een partij niet voldoet aan de verplichting te verschijnen, inlichtingen te geven, stukken over te leggen of mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8:47, eerste lid, daaruit de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen.
Ingevolge artikel 8:42, eerste lid, zendt het bestuursorgaan binnen vier weken na de dag van verzending van het beroepschrift de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en dient het een verweerschrift in. Ingevolge artikel 8:58, eerste lid, kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen.
2.3.2. De Afdeling heeft de zaak op 21 februari 2012 ter zitting behandeld. Gelet op artikel 8:58, eerste lid, van de Awb konden partijen tot en met 10 februari 2012 nadere stukken indienen. Op laatstgenoemde datum is bij de Raad van State een verweerschrift ingekomen, derhalve buiten de in artikel 8:42, eerste lid, van de Awb gestelde termijn, maar met inachtneming van de ingevolge artikel 8:58, eerste lid, van de Awb geldende termijn. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 17 oktober 2003 in zaak nr. 200304651/1) heeft artikel 8:31 van de Awb geen betrekking op het indienen van een verweerschrift. De in artikel 8:42, eerste lid, genoemde termijn betreft een termijn van orde. Hoewel de minister het verweerschrift niet tijdig heeft ingediend, verbindt de wet daaraan geen consequenties. Daar komt bij dat het verweerschrift wel is ingediend met inachtneming van de in artikel 8:58, eerste lid, van de Awb neergelegde termijn. Voorts wordt in aanmerking genomen dat, nu de minister het verweerschrift blijkens de daarin vervatte mededeling in afschrift aan de maatschap heeft verzonden en het bij brief van 13 februari 2012 eveneens door de secretaris van de Raad van State aan de maatschap is verzonden, zij daarvan tijdig voor de zitting kennis heeft kunnen nemen en, indien zij ter zitting zou zijn verschenen, daarop had kunnen reageren. De minister heeft bovendien in het verweerschrift louter gereageerd op hetgeen de maatschap in hoger beroep heeft aangevoerd en zijn eerder ingenomen standpunten nader toegelicht, zodat ook in de aard en inhoud van het stuk geen beletsel is gelegen voor het geven van een adequate reactie daarop. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen de omvang van het verweerschrift, verzet de goede procesorde zich er niet tegen dat dit stuk bij de beoordeling van het hoger beroep wordt betrokken. De maatschap wordt derhalve niet gevolgd in haar betoog dat hetgeen zij in hoger beroep naar voren heeft gebracht als onbetwist dient te worden beschouwd en dat haar hoger beroep reeds daarom gegrond moet worden verklaard. Het betoog faalt. |
_________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|