MartijnPSV
Leeftijd: 32 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): JHAF
Berichten: 3
|
Geplaatst: wo 23 mrt 2011 18:06 Onderwerp: Strafdossier rijswijkse stoeptegelmoord |
|
|
Hee mensen,
Ik ben bezig aan een opdracht voor school, strafdossier. Ik moet voor een opiniestuk volgens mijn beleving het belangrijkste juridische thema kiezen. Ik heb de zaak "rijswijkse stoeptegelmoord" en heb als belangrijkste thema gekozen dat een van de verdachten niet in hoger beroep is gegaan ondanks hij niet of nauwlijks iets heeft gedaan terwijl een andere die ook niet of nauwlijks iets heeft gedaan wel in hoger beroep is gegaan en toen vrijgesproken. Maar nu moet ik verwijzen naar andere jurisprudentie over het besproken thema. En mijn stuk onderbouwen met wets artikelen, ik heb het idee dat ik hier allebij niet uit ga komen. Heeft iemand ideeen? Of moet ik een andere thema kiezen?
Vriendelijke groet,
Martijn |
|
marja.verstralen
Leeftijd: 44 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 1100
|
Geplaatst: zo 10 apr 2011 21:20 Onderwerp: Strafdossier Rijswijkse stoeptegelmoord |
|
|
Dag,*
* Aan dit advies kunt u geen rechten ontlenen.
Het is een beetje aan de late kant, maar misschien heeft u hier nog iets aan.
Over de wetsartikelen:
Het gaat in het arrest van de Rijswijkse stoeptegelmoord (HR 18 maart 2008, LJN BC 6157, zie www.rechtspraak.nl) om de vraag naar de ondergrens van het medeplegen (art. 47 lid 1 sub 1 Sr (Wetboek van Strafrecht)). Moord is geregeld in art. 289 Sr.
In het arrest gaat het ook nog over de motivering van het vonnis, de vrijspraak, zoals vereist in art. 359 lid 2 tweede zin Sv (Wetboek van Strafvordering). Dat artikel eist dat de rechter het onderbouwt, als hij in zijn vonnis afwijkt van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de Officier van Justitie (in dit geval de Advocaat-Generaal van het Hof, op wie art. 359 Sv van toepassing is op grond van art. 415 Sv). Maar dat is voor uw onderzoek waarschijnlijk niet zo belangrijk.
Over medeplegen en de jurisprudentie:
De vraag naar de ondergrens van medeplegen is een belangrijke vraag. Medeplegen is een deelnemingsvorm, een vorm van uitbreiding van strafbaarheid. Het is van belang de invulling het begrip medeplegen niet steeds verder ‘op te rekken’, omdat anders teveel gedragingen onder het strafrecht gaan vallen. Omdat het in het strafrecht gaat om leedtoevoeging, moet het uiterst redmiddel blijven, ‘ultimum remedium’.
Criteria voor medeplegen zijn:
- Accessoriteitsvereiste: er moet een strafbaar gronddelict zijn gepleegd, dus een misdrijf genoemd in boek 2 Sr, of een overtreding genoemd in boek 3 Sr.
- Opzet op de deelnemingshandeling.
- Opzet op het grondfeit. (voorwaardelijk opzet is voldoende: dus willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaarden dat een bepaald grondfeit gepleegd gaat worden. Het grondfeit hoeft niet het doel, het oogmerk, geweest te zijn van de medepleger).
- Bewuste nauwe en volledige samenwerking: dit criterium wordt bijvoorbeeld genoemd in het arrest HR 17 november 1981, NJ 1983, 84 (Containerdiefstal), zie rechtsoverweging 6. Van voldoende bewuste nauwe en volledige samenwerking is allereerst sprake, wanneer de verdachte van het medeplegen zelf delictsbestanddelen heeft vervuld, dus zelf uitvoeringshandelingen heeft gepleegd. Hierbij zijn van belang een strakke rolverdeling, of uitwisselbaarheid van rollen (zie bijvoorbeeld HR 29 oktober 1934, NJ 1934, 1673 (Wormerveerse brandstichting)). Maar het hoeft niet zo te zijn dat de medepleger zelf uitvoeringshandelingen verricht heeft (gezamenlijke uitvoering). Ook voldoende voor medeplegen is, bijvoorbeeld:
* Lijfelijke afwezigheid (!): dit werd voor het eerst aangenomen in het arrest HR 17 november 1981, NJ 1983, 84 (Containerdiefstal), waarin het ‘brein’ achter de diefstal zelf niet aanwezig was. Je hoeft dus niet te aanwezig zijn, maar je moet wel zeer nauw betrokken zijn.
* De medepleger distantieert zich niet, waar distantiëren wel mogelijk was. Zie bijvoorbeeld het arrest HR 8 mei 2001, NJ 2001, 480, waarin twee broers na ruzie met een uitsmijter teruggingen naar de discotheek, terwijl de ene broer wist van de andere broer dat deze een wapen op zak had en deze broer op de uitsmijter schoot. In deze gevallen blijft het ook heel belangrijk dat er wel sprake is van opzet op het grondfeit, dat moeilijker te bewijzen is. Zie bijvoorbeeld het arrest Jeu de boules club (vindplaats?): iemand stond buiten te wachten, terwijl vrienden binnen besloten snoep te stelen uit de jeu de boules club. Toen de vrienden naar buiten kwamen, nam hij ook wat van het snoep. De Hoge Raad casseerde, omdat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom sprake was van voldoende bewuste en nauwe samenwerking, zoals vereist voor medeplegen.
Daarmee is een belangrijke grens aangegeven: het enkel zich niet-distantiëren is niet voldoende voor medeplegen. Dat was ook aan de orde in het arrest van de Rijswijkse stoeptegelmoord. Ook het opzet van de verdachte op het grondfeit lijkt me in deze zaak een probleem. Mijns inziens een terechte vrijspraak.
Succes met de opdracht (als u hem nog niet hebt gemaakt).
Met vriendelijke groet,
Marja Verstralen
------------------------------
Mat. 7:7-8 Yeshua haMashiach: “Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.” |
|