|
Auteur |
Bericht |
IDH
Leeftijd: 42 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 56
|
Geplaatst: wo 02 jun 2010 10:55 Onderwerp: Verdiepend: Wilsgebreken |
|
|
Heren/dames,
Gaarne uw mening:
Werkgever en werknemer sluiten beëindigingsovereenkomst. Werkgever schetste dat dit de beste optie was en dat hij (werknemer) na afloop van de recessie zou kunnen terugkeren.
Werknemer stelt nu te hebben gedwaald. Werkgever zou hem hebben gezegd dat het ontslag zo ver mogelijk zou worden uitgesteld, waardoor hij onvoldoende rekening had gehouden met de beëindiging.
De kantonrechter neemt 'dwaling' aan en overweegt: De wil van werknemer was feitelijk niet gericht op beëindiging, maar op de telkens in het vooruitzicht gestelde voortzetting van het dienstverband.
Ik vraag me af of deze kwalificatieklopt. Is hier geen sprake van oneigenlijke dwaling? De werknemer verklaarde akkoord met beëindiging, doch zijn wil - volgens de kantonrechter - was gericht op voortzetting. Wil en verklaring stemden niet overeen...ergo: oneigenlijke dwaling. Zulks in tegenstelling tot de dwaling, waarbij de wil door een verkeerde voorstelling van zaken wordt gevormd, waarna dienovereenkomstig wordt verklaard (wil en verklaring stemmen dus wel overeen). |
|
|
|
 |
DENNIS79
Leeftijd: 45 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UvT Studieomgeving (MA): UvT Berichten: 1754
|
Geplaatst: wo 02 jun 2010 13:43 Onderwerp: |
|
|
Volgens mij zit de dwaling er in dat werknemer akkoord gaat met een "aanbieding" van de werkgever. De aanbieding van de werkgever is dat de werknemer onder contract kan blijven staan bij de werkgever. Nu dat laatste niet meer het geval blijkt te zijn is er sprake van dwaling.
Volgens mij moet je niet kijken naar de kwalificatie van een deel van de aanbieding, in casu een beëindigingsovereenkomst, maar naar aanbeiding in zijn geheel, namelijk een beëindigingsovereenkomst gevolgd door een nieuwe arbeidsovereenkomst. |
|
|
|
 |
IDH
Leeftijd: 42 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 56
|
Geplaatst: wo 02 jun 2010 14:12 Onderwerp: |
|
|
Dat ben ik met je eens. In dat geval is er idd gedwaald ten aanzien van de voorwaarden waaronder akkoord is gegaan met de beëindiging. Die verkeerde voorstelling van zaken is geschapen door de werkgever.
Maar daar gaat het hier niet om. De kantonrechter neemt dwaling aan, maar motiveert dat door te stellen dat de wil van de werknemer was gericht op voortzetting. Daarna komt het verhaal met: "Mag de werkgever terecht vertrouwen op de werknemersverklaring: akkoord beëindiging."
Dit is volgens mij geen motivering voor dwaling, maar een motivering voor oneigenlijke dwaling. Wil en verklaring kwamen niet overeen. In dat geval kom je aan dwaling niet toe. 6:228 is immers pas van toepassing indien wil en verklaring wel overeenstemmen, doch de wil (en daarmee de verklaring) is beïnvloed, waardoor - bij nader inzien - geen overeenkomst zou zijn gesloten, indien men alle feiten had gekend c.q. juist geïnterpreteerd.
De kantonrechter haakt echter in op 3:35 door op 'vertrouwen' te wijzen. Daarmee wijst hij impliciet ook in op het gevolg van van oneigenlijke dwaling, indien niet had mogen worden vertrouwd op de verklaring van de werknemer........nietigheid van de overeenkomst (geen wilsovereenstemming).
Vergelijkt men dit met dwaling, dan is het gevolg niet nietigheid, maar vernietigbaarheid omdat de wil onjuist is beïnvloed. Dat laat echter onverlet dat er wel wilsovereenstemming was.
Mijn conclusie is dat de kantonrechter onjuist heeft gemotiveerd. Wie ziet het toch anders? Dennis...anderen? |
|
|
|
 |
DENNIS79
Leeftijd: 45 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UvT Studieomgeving (MA): UvT Berichten: 1754
|
Geplaatst: wo 02 jun 2010 14:46 Onderwerp: |
|
|
Wellicht scheelt het als ik de gehele uitspraak eens kan lezen. |
|
|
|
 |
|