Content Syndication
|
|
|
|
 |
Pagina 1 van 1 |
|
|
Auteur |
Bericht |
erikdej
Leeftijd: 41 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): HvU
Berichten: 6
|
Geplaatst: di 01 dec 2009 17:37 Onderwerp: binnentreden woning door politie tbv hulpverlening |
|
|
Ik zit met een praktijkprobleem:
Bij de politie komt een melding van geschreeuw uit een woning, aangekomen op lokatie horen de agenten niks, buren vertellen de agenten dat ze een vrouw vanuit de woning om hulp hebben horen roepen.
Is bovenstaande summiere informatie voldoende om de woning binnen te mogen treden, en dus te mogen concluderen dat er sprake is van een direct hulpbehoevende in de woning?
Onderstaande artikelen zijn sowieso relevant. Echter vind ik het moeilijk om te bepalen hoe zeker men moet zijn van het aanwezig zijn van een hulpbehoevende. Moet er sprake zijn van een redelijk vermoeden? Moet men zelf constateren dat er een hulpbehoevende is? Of is een zinnetje van de buren voldoende...??
In de wet kan ik dit nergens terug vinden. Iemand enig idee of hier eisen aan zijn gesteld. Jurisprudentie, protocollen, wet- regelgeving, et cetera???
Artikel 2 van de Politiewet 1993 stelt dat de politie als taak heeft hulpverlening aan hen die hulp behoeven...
Artikel 12 lid 2 van de GW stelt dat het binnentreden van een woning alleen mag gebeuren indien dat door wet is bepaald..
Artikel 8 lid 2 van de Politiewet 1993 stelt dat een agent toegang heeft tot elke plaats indien dat voor het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven nodig is.
Ik weet niet echt in welk subforum ik dit topic meot plaatsen, staat hij hier verkeerd, mijn excuses! |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: di 01 dec 2009 17:53 Onderwerp: |
|
|
In het geval van een woning is ook van belang art. 2 lid 3 Algemene wet op het binnentreden:
Quote: | Een schriftelijke machtiging als bedoeld in het eerste lid is niet vereist, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden. |
Het lijkt me dat de agenten in principe mogen uitgaan van de juistheid van de bewering van de buurvrouw dat er om hulp werd geroepen. Als aanbellen en dergelijke niets oplevert, mag de politie m.i. de woning betreden.
Andersom zal de agenten vermoedelijk ook niets te verwijten vallen als ze na wat onderzoek besluiten om de woning niet open te breken. Het zijn de agenten die het best in staat zijn om te beoordelen of er sprake is van "ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen", en dat oordeel lijkt mij hooguit marginaal te kunnen worden getoetst door de rechter: alleen als de agenten in redelijkheid niet tot hun oordeel hadden kunnen komen, hebben zij fout gehandeld. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
Basa
Leeftijd: 38 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UvT Studieomgeving (MA): UvT Berichten: 256
|
Geplaatst: di 01 dec 2009 18:05 Onderwerp: |
|
|
Vergeet ook niet art. 1 lid 2 Awbi.
2.Indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, feitelijk onmogelijk is dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan worden gevergd. |
|
|
|
 |
Don
Leeftijd: 42 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): RUG Studieomgeving (MA): RUG Berichten: 61
|
Geplaatst: di 01 dec 2009 19:42 Onderwerp: Re: binnentreden woning door politie tbv hulpverlening |
|
|
Ik sluit me bij Bona Fides aan.
Volgens mij kun je dit langs 8 EVRM en langs art. 12 Grondwet benaderen. Dat maakt voor de casus niet veel uit nu de Politiewet in art. 8 lid 2 een bevoegdheid bevat voor een uitzondering op het huisrecht van art. 12 Grondwet. Daarmee is direct ook voldaan aan art. 8 lid 2 EVRM.
De A-G Vellinga verwijst in punt 8 van zijn conclusie genomen in het arrest HR 10 maart 2009 (LJN BH0173) naar het vereiste van een 'noodzaak om terstond op te treden':
Quote: | 8. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot vaststelling van de Awbi houdt ten aanzien van art. 2, derde lid, Awbi onder meer het volgende in:
"Voor de in het wetsontwerp neergelegde regeling geldt, zoals ook voor andere wettelijke bepalingen, dat een daarvan afwijkende wijze van handelen onder bepaalde uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd kan zijn. Te denken valt aan situaties waarbij ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen dreigt. Dan is onmiddellijk optreden geboden. Als voorbeeld kan worden genoemd de ontdekking op heterdaad van een geweldsdelict in een woning of de aanwezigheid in een woning van een bewapend persoon die van zijn wapen gebruik zal kunnen maken. De politieambtenaar die geen machtiging op zak heeft en die terstond moet optreden, is voor het binnentreden alsdan niet op toestemming van de bewoner aangewezen en is bevoegd om zonder toestemming binnen te treden. Men kan ook denken aan gevallen waarin de belangen van de bewoner ernstig worden aangetast. Dan is onmiddellijk optreden kennelijk in het belang van de bewoner noodzakelijk. Hierbij kan worden gedacht aan ontdekking op heterdaad van een inbraak in de woning. Indien de opsporingsambtenaar de bewoner, bij voorbeeld als gevolg van diens afwezigheid, niet om toestemming tot binnentreden kan vragen, is hij bevoegd om ter bescherming van diens belangen zonder machtiging binnen te treden. Onder deze omstandigheden bestaat er dus steeds de noodzaak om terstond op te treden en is binnentreden zonder toestemming èn zonder machtiging gerechtvaardigd. Dit binnentreden is daarom rechtmatig, omdat hetzij belangen van hogere orde dan de belangen tot bescherming waarvan het huisrecht strekt, hetzij de belangen van de bewoner zelf op het spel staan. Artikel 2, derde lid, voorziet in de bevoegdheid om in die uitzonderlijke omstandigheden zonder machtiging zonder toestemming in de woning binnen te treden." |
Bekeken moet worden wanneer er sprake is van een 'noodzaak om terstond op te treden'. Dat houdt in dat er een belangenafweging moet worden gemaakt tussen enerzijds het belang van het huisrecht en anderzijds het belang van de bewoner of belangen van hogere orde (dan het huisrecht). Die afweging moet de politieambtenaar ter plekke maken.
Als de politieambtenaar constateert dat er sprake is van een dergelijke noodzaak dan rechtvaardigt dat - in principe - afwijking van de algemene regeling van art. 2 Awob en daarmee toepassing van de bevoegdheid van art. 8 lid 2 Polw. 1993.
In casu constateerden politieambtenaren dat een 'verwarde man' gedrag vertoonde dat hen ambtshalve bekend was als gedrag dat in verband is te brengen met het gebruik van verdovende middelen. Daarop wordt binnengetreden op grond van art. 8 lid 2 Polw. 1993. Het Hof billijkt deze wijze van bevoegdheidsuitoefening en de Hoge Raad stelt dat dat géén blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
Terug naar de vraagstelling. Ik denk dat je - terecht - aangeeft dat de essentie van de vraag is hoe de politieambtenaren de bedoelde afweging maken. Mogen zij aannemen dat er een noodzaak is om terstond op te treden, alleen op basis van de informatie die van derden afkomstig is? Met andere woorden: moeten zij zélf zintuigelijk (horen/zien) waarnemen dat er sprake is van een dergelijke noodzaak?
Hier is de uitspraak HR 21 maart 2000 (LJN AA5255) interessant. In dit geval ging het om de volgende situatie:
Quote: | 3.3. Het Hof heeft blijkens het bestreden arrest het volgende vastgesteld:
(i) Naar aanleiding van een melding van buurtbewoners over gegil en brekend glas hebben twee politiemannen zich op 29 januari 1998 te omstreeks 22.30 uur begeven naar de [adres] in [woonplaats].
(ii) Aangekomen bij [adres] 183b zagen de politiemannen in de deuropening de verdachte zitten, die gewond was aan zijn been.
(iii) De verdachte vertelde dat hij, terwijl hij op bezoek was in de woning, was neergestoken en dat de dader was weggelopen.
(iv) De agenten hebben vervolgens via de openstaande deur de woning betreden.
(...) |
Quote: | 3.8. In de onderhavige zaak moet er in cassatie van worden uitgegaan dat de verbalisanten de bevoegdheid om binnen te treden niet hebben kunnen baseren op enige toestemming. Voorts moet er van worden uitgegaan dat een machtiging als bedoeld in de Algemene wet op het binnentreden niet was verstrekt. Het door het Hof als bewijsmiddel gebezigde proces-verbaal kan niet anders worden begrepen dan dat de verbalisanten de woning hebben betreden om te kijken naar eventuele andere slachtoffers. In het licht van de door het Hof vastgestelde omstandigheden, waaronder met name de omstandigheid dat de verdachte aan de verbalisanten mededeelde dat hij in de woning door iemand was neergestoken, en in aanmerking genomen dat ingevolge art. 8, tweede lid, in verbinding met art. 2 van de Politiewet 1993 politie-ambtenaren bevoegd zijn elke plaats, inclusief woningen, te betreden voorzover dat voor het verlenen van hulp redelijkerwijs nodig is, alsmede gelet op het bepaalde in art. 2, vierde lid, van de Algemene wet op het binnentreden, heeft het Hof het verweer dat sprake was van onrechtmatig binnentreden en derhalve van onrechtmatig verkregen bewijs, terecht verworpen, wat er zij van de gronden waarop het Hof zijn verwerping heeft doen steunen. |
In dit geval konden de politieambtenaren bij het bepalen van de noodzaak om binnen te treden afgaan op de verklaring van de getuige die ertoe strekte dat hij was neergestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat in een woning voorwerpen aanwezig zijn die als wapens kunnen worden gebruikt (zoals messen in de keuken). Als de buren dan verklaren (via de melding) dat er hulpgeroep vanuit de woning heeft geklonken dan kan ik me voorstellen dat die situatie overeenkomsten vertoont met het geval waarin agenten op basis van een verklaring besluiten om binnen te treden (op grond van art. 8 lid 2 Polw. 1993).
Art. 9 lid 3 Polw. 1993 verwijst naar een ambtsinstructie die regels geeft ter uitvoering van de bevoegdheden van art. 7 en 8 Polw. 1993. Volgens mij wordt daar de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren bedoeld. Deze bevat volgens mij geen informatie over de uitoefening van de bevoegdheid van art. 8 lid 2 Polw. 1993.
Aan de hand van de volgende informatie zou je kunnen kijken naar de kamerstukken (ze zijn bij mijn weten nog niet beschikbaar via www.statengeneraaldigitaal.nl):
Ten slotte zou ik je willen aanraden om ook te kijken naar wat J. Naeyé er over schrijft in 'Het Nederlandse politierecht; Tekst en commentaar 2009-2010'.
Groeten,
Don |
|
|
|
 |
|
 |
Pagina 1 van 1 |
|
|
U mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen U mag geen reacties plaatsen U mag uw berichten niet bewerken U mag uw berichten niet verwijderen U mag niet stemmen in polls
|
|
|
|