|
Auteur |
Bericht |
DominusLitis
Leeftijd: 35 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UU
Berichten: 5
|
Geplaatst: ma 21 jan 2013 15:27 Onderwerp: Eigendomsoverdracht van een in vuistpand gegeven goed |
|
|
Voor me ligt een casus waar ik niet zo snel raad mee weet:
Een vrouw heeft een gouden ketting in vuistpand gegeven tegen een lening bij een bank. Deze vrouw stelt nu dat ze haar schuld bij de bank heeft afgelost en verkoopt haar ketting aan A. De vrouw laat A een (zelfgemaakt) certificaat van lossing zien waaruit (vanuit de positie van A) blijkt dat de lening inderdaad afgelost is en dat de vrouw beschikkingsbevoegd was om het goed over te dragen. A komt aan bij de bank om de ketting op te halen maar deze stelt dat het pandrecht nooit vervallen is en dat 3:90 lid 2 van toepassing is.
Is de eigendom van de ketting nu overgegaan op A en daardoor het pandrecht van de bank komen te vervallen?
3:90 lid 2 slaat toch op constitutum possessorium? Maar de bank is toch geen 'vervreemder' van de ketting?
Laatst aangepast door DominusLitis op do 31 jan 2013 14:17, in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
 |
Alziend Oog
Leeftijd: 35 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): RUN Studieomgeving (MA): RUN Berichten: 116
|
Geplaatst: ma 21 jan 2013 17:25 Onderwerp: |
|
|
In beginsel blijft het beperkte recht op het goed rusten, immers droit de suite. De verkrijger zou zich wellicht op derdenbescherming kunnen beroepen (art. 3:86 lid 2 BW) waardoor, bij een geslaagd beroep, het beperkte recht komt te vervallen.
Art. 3:90 lid 2 BW houdt inderdaad verband met de levering c.p. en houdt kort gezegd in dat de verkrijger, welke de zaak door een beschikkingsonbevoegde geleverd heeft gekregen, niet in aanmerking komt voor derdenbescherming als bedoeld in art. 3:86 BW zolang de zaak in handen van de vervreemder blijft.
De vraag is dan of er daadwerkelijk sprake is van levering c.p. _________________ Iuvat inconcessa voluptas |
|
|
|
 |
DominusLitis
Leeftijd: 35 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UU
Berichten: 5
|
Geplaatst: ma 21 jan 2013 18:38 Onderwerp: |
|
|
Dus als aannemelijk kan worden gemaakt dat de levering volgens 3:115 sub c (longa manu) heeft plaatsgevonden en de verkrijger te goeder trouw is kan de bank niet aankomen met 3:90 lid 2? Is de bank in casu bezitter en houder van de ketting? |
|
|
|
 |
AdmiraalGeneraal
Leeftijd: 40 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UM Studieomgeving (MA): UM Berichten: 59
|
Geplaatst: ma 21 jan 2013 20:46 Onderwerp: |
|
|
DominusLitis schreef: | Dus als aannemelijk kan worden gemaakt dat de levering volgens 3:115 sub c (longa manu) heeft plaatsgevonden en de verkrijger te goeder trouw is kan de bank niet aankomen met 3:90 lid 2? Is de bank in casu bezitter en houder van de ketting? |
Misschien is Berg /De Barry een goed arrest om door te nemen.
De bank is geen eigenaar en is in dit geval dus ook houder. De bank wordt pas eigenaar de zaak executeert. (via parate executie) |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: ma 21 jan 2013 22:18 Onderwerp: |
|
|
DominusLitis schreef: | Dus als aannemelijk kan worden gemaakt dat de levering volgens 3:115 sub c (longa manu) heeft plaatsgevonden |
Op basis van de casus is er geen sprake van levering longa manu. Probeer je daar in een tentamen iets anders van te maken, dan kun je het schudden. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
DominusLitis
Leeftijd: 35 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UU
Berichten: 5
|
Geplaatst: ma 21 jan 2013 22:29 Onderwerp: |
|
|
Hoezo zou daar geen sprake van kunnen zijn? De bank is in dit geval de derde die voor de vrouw de ketting hield(vrouw blijft ogv vuistpand bezitter maar de bank is houder). Na overdracht van de vrouw aan A houdt de bank dan toch de ketting voor A? Ervan uitgaande dat A of de vrouw de overdracht mededeelt aan de bank?
Wat ik nog niet goed begrijp is waarom de bank een beroep doet op 3:90 lid 2 terwijl de bank technisch gezien geen 'vervreemder' is..
Laatst aangepast door DominusLitis op wo 23 jan 2013 11:27, in totaal 1 keer bewerkt |
|
|
|
 |
AdmiraalGeneraal
Leeftijd: 40 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UM Studieomgeving (MA): UM Berichten: 59
|
Geplaatst: wo 23 jan 2013 11:20 Onderwerp: |
|
|
DominusLitis schreef: | Hoezo zou daar geen sprake van kunnen zijn? De bank is in dit geval de derde die voor de vrouw de ketting hield(vrouw blijft ogv vuistpand bezitter maar de bank is houder). Na overdracht van de vrouw aan A houdt de bank dan toch de ketting voor A? Ervan uitgaande dat A of de vrouw de overdracht mededeelt aan de bank? |
Het is in dit geval sprake van Longa manu. Dit staat los van de derdebescherming.
Je kan nooit bezitter en houder tegelijk zijn |
|
|
|
 |
marja.verstralen
Leeftijd: 44 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 1100
|
Geplaatst: za 26 jan 2013 10:50 Onderwerp: |
|
|
Ik begrijp het beroep van de bank op art. 3:90 lid 2 BW ook niet.
Er is longa manu geleverd (art. 3:115 aanhef en sub c BW). Het beperkte recht, pandrecht, blijft in beginsel op de zaak rusten, door zaaksgevolg. De verkrijger kan een beroep doen op derdenbescherming, art. 3:86 lid 2 BW.
De bank doet nu een beroep op art. 3:90 lid 2 BW, maar dat is niet van toepassing, want dat is de relativering van de levering c.p., niet van de levering longa manu. |
|
|
|
 |
Alziend Oog
Leeftijd: 35 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): RUN Studieomgeving (MA): RUN Berichten: 116
|
Geplaatst: za 26 jan 2013 14:07 Onderwerp: |
|
|
Levering c.p. is mijns inziens wel degelijk mogelijk en dus heeft het beroep op art. 3:90 lid 2 door de bank zeker kans van slagen.
Voor de loterij is de vrouw middellijk bezitter en de bank is onmiddellijk houder voor de vrouw.
Na de loterij vindt levering c.p. plaats en is de situatie als volgt:
A middellijk bezitter, de vrouw middellijk houder voor A en de bank blijft onmiddellijk houder voor vrouw (er is immers geen sprake van erkenning en/of mededeling door/aan de bank). _________________ Iuvat inconcessa voluptas |
|
|
|
 |
marja.verstralen
Leeftijd: 44 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 1100
|
Geplaatst: zo 27 jan 2013 11:49 Onderwerp: |
|
|
Ah ja, ik begrijp het. Bedankt. A moet het pandrecht dus tegen zich laten gelden op grond van art. 3:90 lid 2 BW. |
|
|
|
 |
|