fret
Leeftijd: 41 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 4
|
Geplaatst: di 30 mrt 2010 15:07 Onderwerp: Pleitnota verzien van advies en verbeteringen |
|
|
Ik heb onderstaande pleitnota's geschreven in kader van school. Zou iemand willen voorzien van advies, of onderstaande pleitnota's goed zijn gemaakt, en wat beter zou kunnen?
Graag verneem ik reactie's
Groeten, Arjen
Rechtbank Amsterdam
sector kanton
Pleitnota
In het geschil tussen:
Jan Berkenboom
Woonachtig te Zwolle
EISER
en
AkzoNobel
Gevestigd te Amsterdam
VERWEERDER
Inhoud
1. Feiten en omstandigheden
2. Ongeldig ontslag
3. Redelijkheid en billijkheid
4. Goed werkgever en werknemerschap
5. Gevolgen werkgever en werknemer niet in balans
6. Vordering
Edelachtbare,
1. FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN
Meneer Berkenboom is sinds vier maanden werkzaam als chef van de coatingafdeling bij AkzoNobel. Hij is door een overplaatsing chef van de coatingafdeling geworden. Hiervoor was hij werkzaam als productiemedewerker en wel op dezelfde afdeling. Onder grote druk wist hij niet de juiste beslissingen te maken. In stressvolle situaties maakt hij de verkeerde keuzes. Mijn cliënt heeft tot 15 december 2008 twee foutieve beslissingen gemaakt. De organisatie heeft door zijn foutieve beslissingen schade geleden. De schade bedraagt € 55.000.
Hij heeft zich voldoende ingespannen om de functie als chef zo goed mogelijk te vervullen. Tijdens zijn periode als chef is uitleg en begeleiding uitgebleven.
Op 5 januari 2009 doet zich een nieuw incident voor. Tijdens een stormachtige situatie maakt mijn cliënt opnieuw een foutieve beslissing. De leidinggevenden van mijn cliënt achten hem na de voorgevallen gebeurtenissen niet in staat om de functie van chef van de coatingafdeling te vervullen. Zij stellen dat ze mogelijk zijn intellectuele vermogen te hoog hebben ingeschat. Mijn Cliënt acht zich echter wel bekwaam genoeg voor de functie als chef van de coutingafdeling, gelet op zijn arbeidsverleden. Hij was zeer ingenomen met de overplaatsing naar de functie als chef over de coatingafdeling. De bedrijfsleider heeft eenmaal onder vier ogen gesproken met mijn cliënt, tijdens dit gesprek zijn geen concrete afspraken gemaakt. Door de werkgever zijn geen voorstellen gedaan tot verbetering van mijn cliënt in zijn nieuwe functie. Naar aanleiding van gemaakte foutieve beslissingen door mijn cliënt, heeft de werkgever geen actie ondernomen om herhaling te voorkomen.
Toen mijn cliënt vijf maanden geleden werd overgeplaatst tot chef van de coatingafdeling, is daarbij een inwerkperiode niet in acht genomen.
Na de derde gemaakte fout moest hij zich terstond melden bij de directeur van de divisie coating. De directeur ontbrande in woede uit tijdens het gesprek. Goed werknemerschap staat bij mijn cliënt hoog in het vaandel. De gedane uitspraken door de directeur: “Je kunt onmiddellijk vertrekken. Wat heb ik aan jou. Ga eieren rapen, voor mijn part. Ik wil je niet meer zien!” schoten mijn cliënt in het verkeerde keelgat. De gemaakte fouten is voor de directeur aanleiding geweest om mijn cliënt te ontslaan op staande voet. Mijn cliënt geeft te kennen dat hij het hier niet mee eens is, maar zoals een goed werknemer betaamt gehoorzaamt hij de directeur en vertrekt hij. Hij geeft te kennen het niet eens te zijn met het door de directeur genomen besluit en maakt bezwaar doormiddel van een brief.
2. KENNELIJK ONREDELIJK ONTSLAG
De eiser stoelt zijn vordering tot schadevergoeding op art. 7:661, art.7:677 en art. 7:681 BW. De werkgever heeft de draagplicht voor de schade die de werknemer heeft veroorzaakt, wanneer dit geschied zonder opzet of bewuste roekeloosheid. Het is niet redelijk mijn cliënt verantwoordelijk te stellen voor de ontstane schade. Ook heeft de werkgever nagelaten mijn cliënt bij het ontslag op staande voet ter gelijke tijd en onverwijld hem mede te delen wat de dringende reden voor zijn ontslag is . De directeur heeft enkel tot mijn cliënt gesproken: ‘je kunt onmiddellijk vertrekken. Wat heb ik aan jou. Ga eieren rapen, voor mijn part. Ik wil je niet meer zien!’ Op geen enkel moment is onverwijld de dringende reden mede gedeeld . Bovenstaande lijdt er toe niets anders te kunnen concluderen, dan dat het ontslag onterecht is aangezegd. Terstond na de uitlatingen van de werkgever heeft mijn cliënt kenbaar gemaakt, het niet eens te zijn met het ontslag. Hiermee heeft mijn cliënt het signaal afgegeven waaruit blijkt beschikbaar te zijn voor de uitoefening van werkzaamheden. Aansluitend heeft mijn cliënt, vier dagen na zijn ontslag, de werkgever een brief toegezonden. In deze brief geeft mijn cliënt te kennen, niet eens te zijn met het ontslag, beschikbaar te zijn voor het werk en juridische stappen te zetten indien de werkgever hem niet in dienst terugneemt.
Indien de werkgever een beroep zal doen op art. 7:678 lid 2 sub b BW, dan acht ik dit in strijd met het goed werkgeverschap. Immers de werkgever zal de werknemer een mogelijkheid moeten bieden een functie eigen te kunnen maken. Aangezien de werkgever mijn cliënt niet voldoende in de gelegenheid heeft gesteld te kunnen voorbereiden, heeft de werkgever het werkgeverschap als niet voldoende toegepast. Ondersteuning en begeleiding is zowel voor als ten tijde functievervulling door de werkgever nagelaten.
3. REDELIJKHEID EN BILLIJKHEID
Op grond van art. 6:2 BW acht mijn cliënt het niet naar redelijkheid en billijkheid hoe behandeld te zijn door de directeur. De manier waarop de directeur hem te woord heeft gestaan is niet binnen proporties. Gelet op het arbeidsverleden van mijn cliënt, zou een overplaatsing in plaats van ontslag op staande voet een passende maatregel zijn geweest. De korte termijn en de afwachtende houding van de werkgever is in strijd met elke vorm van redelijkheid en billijkheid. Immers in hoeverre is mijn cliënt in staat gesteld de werkzaamheden eigen te maken en in hoeverre is mijn cliënt in staat gesteld zichzelf te ontwikkelen om zodoende te leren van zijn gemaakte fouten.
4. GOED WERKGEVER EN WERKNEMERSCHAP
Werknemer en werkgever dienen zich volgens art. 7:611 BW als goed werknemer en werkgever te gedragen. Van belang is te kijken naar de reden en motivatie voor het ontslag. In hoeverre heeft mijn cliënt voldoende tijd en ruimte gekregen vertrouwd te geraken in de nieuwe functie? Het verschil tussen beide functies is van dien aard, dat de werkgever had moeten voorzien in een redelijke inwerkperiode en mogelijke scholing. De werkgever heeft nagelaten mijn cliënt in de gelegenheid te stellen om een te worden met de functie. Na het ontstaan van schade, weliswaar door toedoen van mijn cliënt, zou een gesprek en passende maatregel op zijn plaats zijn geweest. Op welk moment is het voor de werkgever aanleiding te acteren? Immers de werkgever heeft, nadat er schade is ontstaan, op geen enkele wijze actie ondernemen. Vanuit het oogpunt goed werkgeverschap, zou begeleiding op z’n plaats zijn geweest. Met bovenstaande in ogenschouw genomen kan de werkgever mijn cliënt niet aansprakelijk stellen voor de schade.
Mijn cliënt is van mening zich ten allen tijde als goed werknemer te hebben gedragen.
5. DE GEVOLGEN WERKGEVER EN WERKNEMER NIET IN BALANS
Aangezien mijn cliënt is ontslagen ontvangt hij geen loon meer. Dit heeft tot gevolg, dat het gezin geen inkomen meer heeft. Aangezien het ontslag wegens een dringende reden heeft plaatsgevonden, blijft een uitkering uitgesloten. Volgens de wet is hij die ontslagen is wegens een dringende reden verwijtbaar dat hij werkloos is. Daarbij komt dat het moment van ontslag en de leeftijd van mijn cliënt een rol zal gaan spelen in het vinden van een soortgelijke functie. De werkgelegenheid is sterk afgenomen, waardoor het vinden van werk niet eenvoudig zal worden. Bovenstaande zal lijden tot mentale en fysieke problemen, wat ook de uitwerking zal vinden binnen het gezin.
Op grond van art. 7:681 BW is het ontslag van mijn cliënt wegens dringende reden buiten proporties. Ondanks de ontstane schade, door toedoen van mijn cliënt, valt de werkgever het nodige te verwijten. De werkgever heeft nagelaten mijn cliënt tijd en ruimte te bieden om de functie naar behoren te kunnen vervullen. De werkgever doet het goed werkgeverschap teniet door geen passende maatregelen te treffen en maatregelen om nieuwe incidenten te voorkomen zijn nagelaten.
6. VORDERING
Tussen de werkgever en werknemer is een onwerkbare situatie ontstaan. Mijn cliënt acht het niet redelijk dat het ontslag vernietigt wordt en daardoor zijn werkzaamheden kan voortzetten binnen de organisatie. De werkgever is op grond van art 7:677 aansprakelijk voor de ontstane schade. De werkgever heeft nagelaten onverwijld de dringende reden mede te delen aan mijn cliënt. De vordering luidt als volgt.
Volledige schadevergoeding. De vordering op grond van kennelijk onredelijk ontslag. Mijn cliënt vordert tevens dat de gedaagde partij de gemaakte onkosten door het ontslag vergoedt. Als ook de proceskosten die mijn cliënt heeft gemaakt.
Rechtbank Amsterdam
sector kanton
Pleitnota
In het geschil tussen:
AkzoNobel
Gevestigd te Amsterdam
EISER
en
Jan Berkenboom
Woonachtig te Zwolle
VERWEERDER
Inhoud
1. Feiten en omstandigheden
2. Ontslag op staande voet
3. Schadevergoeding
4. Redelijkheid en billijkheid
5. Goed werkgever en werknemerschap
6. Vordering
Edelachtbare,
1. FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN
Werknemer de heer Berkenboom is sinds vijf maanden chef van de coatingafdeling bij Akzo Nobel. Al tweemaal is het productieproces ten gevolge van een foutieve beslissing van de heer Berkenboom volledig verstoord geraakt. De daaruit voortvloeiende schade bedraagt op 15 december 2008, € 55.000 euro. Mijn cliënt heeft daarop volgend een uitgebreid gesprek gevoerd met de heer Berkenboom. Overeen wordt gekomen de zaken nog even af te wachten.
Op 5 januari 2009 heeft zich een derde fout voorgedaan. Ook deze keer is de fout veroorzaakt door het toedoen van de heer Berkenboom. Direct daaropvolgend heeft mijn cliënt de heer Berkenboom verzocht zich te melden. Mijn cliënt heeft de heer Berkenboom wederom gewezen op zijn fouten en daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden. De heer Berkenboom bewoog geen spier ten tijde het gesprek. Op basis van in totaal drie cruciale foutieve beslissingen en de houding van de heer Berkenboom tijdens het laatste gesprek, is hij door mijn cliënt op staande voet ontslagen. Het ontslag is mondeling kenbaar gemaakt aan de heer Berkenboom.
Op 9 januari 2009 ontvangt mijn cliënt een brief van de rechtsbijstandverzekering DASA. In de brief staat dat de heer Berkenboom protesteert tegen het gegeven ontslag op staande voet, dat deze nog steeds bereid is de bedongen arbeid te verrichten en dat hij loonvordering zal instellen ingeval mijn cliënt niet meer toelaat tot het werk.
Op 16 januari 2010 stelt de heer Berkenboom een loonvordering via zijn rechtsbijstandsverzekering in tegen mijn cliënt.
2. ONTSLAG OP STAANDE VOET
De eiser stoelt het ontslag op staande voet op art. 7:678 lid 2 sub b BW. Mijn cliënt heeft zich als goed werkgever gedragen. Zo heeft mijn cliënt zich gehouden aan de voorwaarden die vereist zijn voor het geven van ontslag op staande voet. De gedragingen en handelingen van de heer Berkenboom zijn van dien aard dat ontslag onvermijdelijk is gebleken. De heer Berkenboom mist in ernstige mate de bekwaamheid voor het afgesproken werk.
De foutieve beslissingen en de persoonlijke houding van de heer Berkenboom is aanleiding voor het geven van het ontslag op staande voet. Zo heeft de heer Berkenboom in vijf maanden tijd drie foutieve en tevens cruciale beslissingen gemaakt, die financieel rampzalige gevolgen heeft voor AkzoNobel, al dus mijn cliënt. Nadat het productieproces ten gevolge van een foutieve beslissing is verstoord, heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen mijn cliënt en de heer Berkenboom. Tijdens het gesprek is het functioneren aan de orde gekomen en zijn er afspraken gemaakt over het maken van soortgelijke beslissingen. Enkele weken later slaat echter opnieuw het noodlot toe. De heer Berkenboom maakt wederom een foutieve beslissing, waardoor opnieuw het productieproces is komen stil te staan. Na een lange aanklacht over de financiële gevolgen roept mijn cliënt de heer Berkenboom tot zich. Mijn cliënt spreekt de heer Berkenboom aan over de gevolgen en vraagt om uitleg. Tot de verbazing van mijn cliënt reageert de heer Berkenboom nogal laconiek en nonchalant. Onverwijld daarop geeft mijn cliënt, de heer Berkenboom het ontslag op staande voet. Behalve het onverwijld geven van het ontslag is ook de dringende reden voor het ontslag tegelijkertijd medegedeeld. Bovenstaande omstandigheden vormen een dringende reden tot ontslag op staande voet.
3. SCHADEVERGOEDING
De eiser stoelt zijn schadevergoeding op art. 7:661 BW. In beginsel heeft werkgever de draagplicht voor de schade die de werknemer heeft veroorzaakt, wanneer dit geschied zonder opzet of bewuste roekeloosheid. Het laatste staat ter discussie, aangezien de heer Berkenboom wel degelijk verantwoordelijk is voor de ontstane schade. Immers er hebben gesprekken plaatsgevonden tussen mijn cliënt en de heer Berkenboom. Tijdens deze gesprekken zijn duidelijke afspraken gemaakt, waaronder afspraken om foutieve beslissingen te voorkomen. De heer Berkenboom heeft nagelaten zich te houden aan gestelde eisen, tot gevolg een derde foutieve beslissing, met grote financiële gevolgen. Als de heer Berkenboom conform afspraak zou hebben gehandeld, was schade uitgebleven. Na de derde foutieve gemaakte beslissing door de heer Berkenboom is mijn cliënt wederom een gesprek aangegaan. Tijdens dit gesprek valt de nonchalante en laconieke houding van de heer Berkenboom niet in goede aarde bij mijn cliënt. De heer Berkenboom had moeten handelen conform arbeidsovereenkomst en de later gemaakte afspraken.
4. REDELIJKHEID EN BILLIJKHEID
Op grond van art. 6:2 BW acht mijn cliënt het naar redelijkheid en billijkheid hoe te hebben gehandeld als werkgever. De wijze waarop mijn cliënt de heer Berkenboom gedurende zijn werkzaamheden heeft bijgestaan is binnen alle proporties. Namelijk mijn cliënt heeft de heer Berkenboom nadat zich incidenten hebben voorgedaan, de mogelijkheid geboden uitleg te geven. Er is in overleg met de heer Berkenboom ten alle tijden gezocht naar oplossingen.
5. GOED WERKGEVER EN WERKNEMERSCHAP
Werknemer en werkgever dienen zich volgens art. 7:611 BW als goed werknemer en werkgever te gedragen. Mijn cliënt heeft de heer Berkenboom in de gelegenheid gesteld een te kunnen worden met de functie. Na het ontstaan van schade, weliswaar door toedoen van de heer Berkenboom, heeft een gesprek plaatsgevonden. De heer Berkenboom is in de gelegenheid gesteld zijn kant van het verhaal te doen. Tijdens het gesprek heeft mijn cliënt gevraagd naar de privésituatie van de heer Berkenboom, namelijk dit kan een gevolg zijn van het disfunctioneren. Door interesse te verleggen op andere gronden, geeft mijn cliënt blijk zich als goed werkgever te gedragen.
6. VORDERING
Tussen de werkgever en werknemer is een onwerkbare situatie ontstaan. Mijn cliënt acht het redelijk dat het ontslag geldig is gegeven en daardoor de heer Berkenboom zijn werkzaamheden niet kan voortzetten binnen de organisatie. De schade is ontstaand door enige nalatigheid van de heer Berkenboom. Mijn cliënt heeft onverwijld de dringende reden medegedeeld aan de heer Berkenboom. De vordering luidt als volgt.
Ontslag op staande voet geldig. Mijn cliënt vordert tevens dat de gedaagde partij de ontstane schade voorafgaand het ontslag en gemaakte onkosten door het ontslag vergoedt. Als ook de proceskosten die mijn cliënt heeft gemaakt. |
|