Content Syndication
|
|
|
Auteur |
Bericht |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: zo 25 okt 2009 14:12 Onderwerp: |
|
|
STUDENTENFORApuntnl schreef: | In casu heeft B gehandeld namens zichzelf |
Waar blijkt dit dan uit? Begreep A steeds dat B in eigen naam handelde?
Quote: | Ik denk denk dat het schadevergoeding gaat worden, B heeft opzettelijk de schijn gewekt namens C te handelen en heeft hiermee A schade berokkend. |
Als B de schijn wekte namens C te handelen, waaruit blijkt dan dat hij dit in feite niet deed?
Begreep A, of had A moeten begrijpen, dat B niet namens C handelde? _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
STUDENTENFORApuntnl
Leeftijd: 39 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 59
|
Geplaatst: zo 25 okt 2009 16:19 Onderwerp: |
|
|
B heeft de overeenkomst namens zichzelf getekend en niet namens zijn BV. ZIjn naam staat er onder en er wordt met geen woord gerept over de BV.
A begreep niet dat B namens zichzelf handelde. A was in de veronderstelling zaken te doen met C, maar als A scherp was geweest, althans enigszins oplettend, hadden zij gemerkt dat B namens zichzelf handelde en niet namens zijn BV. |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: zo 25 okt 2009 16:53 Onderwerp: |
|
|
Dus op papier staat er niets over de BV, zoals verplichtingen die de BV op zich neemt? Een beetje moeilijk voor te stellen.
In ieder geval is wat er op papier staat niet noodzakelijk beslissend. Het is zeker mogelijk dat A er niet gerechtvaardigd op kon vertrouwen dat B namens C de overeenkomst sloot, maar als B mondeling wel steeds die indruk heeft gewekt, en B zelf ook moest begrijpen dat A een overeenkomst met C wilde, dan lijkt het me erg stug dat er geen overeenkomst tussen A en C tot stand is gekomen.
Maar goed, als A inderdaad niet mocht vertrouwen, dan lijkt het me nog maar de vraag of er dan wel een overeenkomst met B tot stand is gekomen. Grappig genoeg lijkt de HR in NJ 1999, 581, welk arrest vandaag in een andere draad is genoemd, aan te geven dat het niet uitmaakt dat A dacht met een ander van doen te hebben:
HR schreef: | 3.3 Het Hof heeft in r.o. 6 van zijn arrest allereerst de vraag onder ogen gezien of Cuiper de onderhavige overeenkomst voor zichzelf heeft gesloten en het heeft, nu geen van beide partijen deze stelling heeft verdedigd, deze vraag ontkennend beantwoord. Zulks in aanmerking genomen is het Hof, kennelijk op grond van de gegeven omstandigheden, tot de slotsom gekomen dat Cuiper bij het sluiten van de overeenkomst in naam van Hartman heeft gehandeld. Dit oordeel, dat niet onbegrijpelijk is, behoefde geen nadere motivering, ook niet in het licht van de stelling van Hartman dat Bakker aanvankelijk meende een overeenkomst met Haaima te hebben gesloten. |
Hieruit lijkt te volgen dat ook als A aanvankelijk meende met C een overeenkomst te hebben, dit niet verhindert dat er tussen A en B een overeenkomst tot stand is gekomen. Helemaal rijmen met art. 3:33/35 BW kan ik dit niet.
Ik betwijfel dat B onrechtmatig heeft gehandeld door niet namens C de overeenkomst te tekenen, tenzij de onderhandelingen tussen A en C in zo'n vergevorderd stadium waren dat C niet meer van tekenen mocht afzien (Plas/Valburg en dergelijke). De schijn die B heeft gewekt lijkt me veel meer relevant voor een beroep door A op art. 3:35 BW met als doel C alsnog te binden. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
elmajimbe
Leeftijd: 62 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): OU
Berichten: 89
|
Geplaatst: zo 25 okt 2009 18:03 Onderwerp: |
|
|
Slechts de gestelde wetenschap, of het vermoeden, dat B doorgaans, of mogelijkerwijs namens C handelt, kan toch niet voldoende zijn om sprake te laten zijn van een overeenkomst tussen A en C?
Zoals ik de draad tot nu toe begrepen heb, is B louter op persoonlijke titel een overeenkomst aangegaan met A, hetgeen ook uit de schriftelijke stukken blijkt, waarin C niet voorkomt.
Ik kan niet inzien waarom A gerechtvaardigd kon vertrouwen dat hij een overeenkomst met C heeft gesloten, nu C in die overeenkomst niet wordt genoemd.
Volgens mij is er een rechtsgeldige overeenkomst tussen A en B. De wens van A om die overeenkomst liever met C te hebben, lijkt me niet via een rechtsgang te bewerkstelligen.
Hooguit kan A proberen, met een beroep op een ontbindingsgrond, de overeenkomst tussen hem en B te (laten) ontbinden, maar ook dat was ongewenst (begreep ik). _________________ Mensen zijn graag geboeid, maar niet graag gebonden. (Alexander Pola) |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: zo 25 okt 2009 18:51 Onderwerp: |
|
|
elmajimbe schreef: | Zoals ik de draad tot nu toe begrepen heb, is B louter op persoonlijke titel een overeenkomst aangegaan met A, hetgeen ook uit de schriftelijke stukken blijkt, waarin C niet voorkomt. |
Volgens TS heeft B voldoende schijn gewekt om A te doen denken dat B namens C handelde. Wat er op papier staat is niet doorslaggevend. Als A het handelen van B heeft opgevat als (dat heeft hij) en mocht opvatten als (dat is de vraag) handelen namens C, dan geldt het handelen van B als handelen namens C.
(Eén en ander bewijzen is een ander verhaal. Daar kijken we nu niet naar.)
Quote: | Volgens mij is er een rechtsgeldige overeenkomst tussen A en B. |
Als X aan Y een aanbod doet, en Z aanvaardt dit aanbod, is er dan een overeenkomst tussen X en Z? Of als X meent een aanbod van Z te hebben ontvangen, maar het aanbod is in feite van Y afkomstig, en X aanvaardt dit aanbod, is er dan een overeenkomst tussen X en Z ontstaan? In beide gevallen vind ik dit twijfelachtig.
Waarschijnlijk maakt het hier uit hoe belangrijk voor X de identiteit van zijn wederpartij is. Als ik een brood koop hoef ik niet te weten met welke (rechts)persoon ik precies een overeenkomst sluit. De opdrachtnemer in NJ 1999, 581 zal het tot op zekere hoogte ook worst wezen wie precies zijn opdrachtgever is. Maar het zal toch vaak genoeg duidelijk zijn dat de identiteit van de wederpartij deel uitmaakt van het aanbod of van de aanvaarding: ik doe jou een aanbod, en als jouw buurman dit aanbod aanvaardt, is er geen sprake van een met het aanbod corresponderende aanvaarding. Dan kan ik achteraf misschien wel bedenken dat ik toch liever met jouw buurman een contract heb dan helemaal geen contract, maar of er daardoor een overeenkomst ontstaat vind ik twijfelachtig.
Quote: | Hooguit kan A proberen, met een beroep op een ontbindingsgrond, de overeenkomst tussen hem en B te (laten) ontbinden, maar ook dat was ongewenst (begreep ik). |
Als A de overeenkomst niet zou willen, dan kan hij zich beroepen op het ontbreken van zijn wil om met B te contracteren (art. 3:33 BW). B kan dan art. 3:35 BW in stelling brengen, zo hij wil. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
elmajimbe
Leeftijd: 62 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): OU
Berichten: 89
|
Geplaatst: zo 25 okt 2009 19:37 Onderwerp: |
|
|
Ik begrijp je punt wel (denk ik), en ben het in zoverre ook wel deels met je eens.
Het punt van 'en mocht opvatten' dat B namens C handelde, lijkt me kansloos, nu C in de schriftelijke overeenkomst niet voorkomt. Inderdaad komt daar de bewijsvraag om de hoek kijken.
Het is me niet duidelijk waarom A meende terwijl hij een overeenkomst met B sloot, dat B namens C handelde.
Als A aan C een aanbod doet, en B aanvaardt dat aanbod (waarbij zij aangetekend dat B ook namens C mag handelen) is er dan een overeenkomst tussen A en C, of tussen A en B? Dat is de vraag.
De schriftelijke stukken zeggen tussen A en B. A meende, uitgaand van whatever, tussen A en C.
A heeft zijn eigen zorgvuldigheid verwaarloost door de schriftelijke overeenkomst tussen hem en B te ondertekenen. Een beroep op 3:33 BW komt hem niet toe. Er is een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. De alom aanvaarde redenen om te kunnen spreken van een discrepantie tussen wil en verklaring mis ik in deze casus. (onbekwaamheid, geestelijke stoornis, dubbelzinnig taalgebruik, fout communicatiemiddel)
Die wil is hooguit op gebrekkige wijze tot stand gekomen, hetzij door dwaling of door bedrog.
Het voorbeeld van het aanbod aan mij dat door mijn buurman wordt geaccepteerd gaat in zoverre op, dat jij op geen enkele wijze die aanvaarding als zodanig hoeft te accpeteren. Jij hebt immers geen aanbod aan mijn buurman gedaan. Accepteer je toch de aanvaarding van mijn buurman, dan heb je gewoon een overeenkomst met mijn buurman. _________________ Mensen zijn graag geboeid, maar niet graag gebonden. (Alexander Pola) |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: zo 25 okt 2009 21:11 Onderwerp: |
|
|
elmajimbe schreef: | Het punt van 'en mocht opvatten' dat B namens C handelde, lijkt me kansloos, nu C in de schriftelijke overeenkomst niet voorkomt. |
B heeft wel de schijn gewekt namens C te handelen. Geen idee hoe, maar blijkbaar is TS van mening dat B zelfs onrechtmatig heeft gehandeld. Nogmaals, wat op papier staat is niet beslissend.
Quote: | Als A aan C een aanbod doet, en B aanvaardt dat aanbod (waarbij zij aangetekend dat B ook namens C mag handelen) is er dan een overeenkomst tussen A en C, of tussen A en B? Dat is de vraag. |
Waarom zou er überhaupt een overeenkomst zijn ontstaan?
Quote: | A heeft zijn eigen zorgvuldigheid verwaarloost door de schriftelijke overeenkomst tussen hem en B te ondertekenen. Een beroep op 3:33 BW komt hem niet toe. Er is een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. |
Die wil ontbreekt nu juist... Er zijn allerlei manieren denkbaar waarop A dat enigszins aannemelijk kan maken. Het ligt bijvoorbeeld niet erg voor de hand dat A een overeenkomst met B zou willen aangaan als op voorhand duidelijk is dat het voor B onmogelijk is om na te komen, terwijl B ook nog eens de schijn heeft gewekt namens C te handelen.
Een gebrek aan zorgvuldigheid aan de kant van A staat niet in de weg aan een beroep op art. 3:33 BW. Sowieso hoeft A zich daar niet eens op te beroepen, maar moet de rechter deze bepaling ambtshalve toepassen, zie het geciteerde uit Rechtshandeling en Overeenkomst.
Quote: | De alom aanvaarde redenen om te kunnen spreken van een discrepantie tussen wil en verklaring mis ik in deze casus. (onbekwaamheid, geestelijke stoornis, dubbelzinnig taalgebruik, fout communicatiemiddel) |
Onbekwaamheid is iets anders, en verder misken je art. 3:33 BW.
Quote: | Het voorbeeld van het aanbod aan mij dat door mijn buurman wordt geaccepteerd gaat in zoverre op, dat jij op geen enkele wijze die aanvaarding als zodanig hoeft te accpeteren. Jij hebt immers geen aanbod aan mijn buurman gedaan. Accepteer je toch de aanvaarding van mijn buurman, dan heb je gewoon een overeenkomst met mijn buurman. |
Dan moet je niet spreken van een geaccepteerde aanvaarding, maar van de aanvaarding van een nieuw aanbod. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
elmajimbe
Leeftijd: 62 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): OU
Berichten: 89
|
Geplaatst: zo 25 okt 2009 22:27 Onderwerp: |
|
|
bona fides schreef: | Onbekwaamheid is iets anders, en verder misken je art. 3:33 BW. |
Toegegeven, mijn kennis is op het niveau van Inleiding Privaatrecht, en correcties en verdiepende inzichten zijn welkom.
Laten we 'onbekwaamheid' (art. 3:32 BW) buiten beschouwing, nu er in deze casus geen sprake van is, dan wordt in mijn werkboek als mogelijke gevallen van discrepantie tussen wil en verklaring genoemd: geestelijke gestoordheid (3:34 BW); zich verspreken of verschrijven; misverstand door dubbelzinnig woordgebruik; en fout in communicatiemiddel (3:37, lid 4, BW). Ik zie niet hoe een van deze op deze casus van toepassing kan zijn.
A is een schriftelijke overeenkomst aangegaan met B. Een beroep van A op art. 3:33 BW, met als grond dat zijn wil erop gericht was om niet met B, maar met C een overeenkomst te sluiten vindt geen aansluiting met zijn schriftelijke verklaring.
Quote: | Die wil ontbreekt nu juist... |
Die wil heeft zich door een schriftelijke verklaring geopenbaard.
Voor een 'achteraf' besef dat zijn verklaring niet (geheel) in overeenstemming was met zijn wil, komt A geen van de mogelijke gronden toe.
Quote: | Het ligt bijvoorbeeld niet erg voor de hand dat A een overeenkomst met B zou willen aangaan als op voorhand duidelijk is dat het voor B onmogelijk is om na te komen (..) |
Maar A heeft desondanks toch een overeenkomst met B gesloten, en nog wel schriftelijk.
bona fides schreef: | B heeft wel de schijn gewekt namens C te handelen. Geen idee hoe, maar blijkbaar is TS van mening dat B zelfs onrechtmatig heeft gehandeld. |
De wil van A is (misschien) gebrekkig tot stand gekomen. Hij heeft of gedwaald ten aanzien van B's hoedanigheid, of is door B bedrogen.
Opzettelijk de schijn wekken is bedrog, niet opzettelijk de schijn wekken kan dwaling opleveren.[/u] _________________ Mensen zijn graag geboeid, maar niet graag gebonden. (Alexander Pola) |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: zo 25 okt 2009 22:44 Onderwerp: |
|
|
elmajimbe schreef: | Ik zie niet hoe een van deze op deze casus van toepassing kan zijn. |
Hoeft toch ook niet? Alsof je werkboek uitputtend de mogelijkheden zou opsommen? Zie art. 3:33 BW: de verklaring moet vergezeld gaan van een overeenkomstige wil.
Quote: | A is een schriftelijke overeenkomst aangegaan met B. Een beroep van A op art. 3:33 BW, met als grond dat zijn wil erop gericht was om niet met B, maar met C een overeenkomst te sluiten vindt geen aansluiting met zijn schriftelijke verklaring. |
Dat is nu juist het hele punt van art. 3:33 BW, dat de wil niet overeenstemt met de verklaring.
Quote: | Quote: | Die wil ontbreekt nu juist... |
Die wil heeft zich door een schriftelijke verklaring geopenbaard.
Voor een 'achteraf' besef dat zijn verklaring niet (geheel) in overeenstemming was met zijn wil, komt A geen van de mogelijke gronden toe. |
Dan begrijp je art. 3:33 BW niet goed. Er was niet de wil op het rechtsgevolg waar een bepaalde uitleg van de verklaring op duidt. Er is dan sprake van een ontbrekende wil.
De wederpartij kan zich vervolgens beroepen op art. 3:35 BW door aan te voeren dat hij de verklaring op een bepaalde manier heeft gelezen, en dat hij erop mocht vertrouwen dat de wil van A ook daarmee overeenstemde. Als de tekst van de schriftelijke verklaring duidelijk is, en er geen aanleiding is om te twijfelen aan de wil, zal zo'n beroep slagen.
Bij een winkelier die een laptop van 1000 euro schriftelijk aanbiedt voor 100 euro, is toch ook sprake van een ontbrekende wil? Er komt geen koop tot stand, want een koper kan ook niet gerechtvaardigd vertrouwen.
En nu komt het: bij een winkelier die een laptop van 1000 euro per ongeluk schriftelijk aanbiedt voor 900 euro is ook sprake van een ontbrekende wil. Alleen kan de koper in zo'n geval een beroep doen op art. 3:35 BW. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
elmajimbe
Leeftijd: 62 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): OU
Berichten: 89
|
Geplaatst: ma 26 okt 2009 0:16 Onderwerp: |
|
|
bona fides schreef: | Alsof je werkboek uitputtend de mogelijkheden zou opsommen? |
Uit de redactie van het hoofdstuk krijg ik wel de indruk als zou de mogelijke discrepanties tussen verklaring en wil limitatief opgesomd zijn. Ik heb daartoe inmiddels een vraag gesteld in de discussieruimte.
Het punt dat ik wil maken is dat de op een rechtsgevolg gerichte wil van A zich door een schriftelijke verklaring heeft geopenbaard.
Quote: | Dat is nu juist het hele punt van art. 3:33 BW, dat de wil niet overeenstemt met de verklaring. |
Dat de wil van A, na de openbare verklaring, een discrepantie vertoont met en niet geheel overeenstemt met die verklaring is niet te wijten aan zijn geestelijke gestoordheid, een verschrijving, een misverstand door dubbelzinnig woordgebruik noch door een fout in het communicatiemiddel.
Quote: | Er was niet de wil op het rechtsgevolg waar een bepaalde uitleg van de verklaring op duidt. Er is dan sprake van een ontbrekende wil. |
Je lijkt het hiermee toch op 'misverstand door dubbelzinnig woordgebruik' te willen gooien. B heeft ondertekend, maar A ging ervan uit dat hij dat in zijn hoedanigheid van DGA van C deed. Ok, dat is een mogelijkheid. _________________ Mensen zijn graag geboeid, maar niet graag gebonden. (Alexander Pola) |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: ma 26 okt 2009 0:40 Onderwerp: |
|
|
elmajimbe schreef: | Dat de wil van A, na de openbare verklaring, een discrepantie vertoont met en niet geheel overeenstemt met die verklaring is niet te wijten aan zijn geestelijke gestoordheid, een verschrijving, een misverstand door dubbelzinnig woordgebruik noch door een fout in het communicatiemiddel. |
Mijn standpunt is denk ik wel duidelijk: dit doet er niet toe.
Dat mijn standpunt juist is kun je terugvinden in de literatuur. "3:33 BW" in Google books, bijvoorbeeld. Ik verzin dit niet.
Quote: | Je lijkt het hiermee toch op 'misverstand door dubbelzinnig woordgebruik' te willen gooien. |
Zeker niet. Ik zeg: de wil komt niet overeen met de verklaring. A's wil was niet gericht op het sluiten van een overeenkomst met B.
Als een verkoper op een dure laptop een prijsje plakt van 100 euro, dan is die verklaring toch ook niet dubbelzinnig? Toch ontbreekt de wil.
Zelfs als een verkoper op een dure laptop een prijsje plakt dat een euro afwijkt van wat hij had bedoeld, ontbreekt de wil. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
elmajimbe
Leeftijd: 62 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): OU
Berichten: 89
|
Geplaatst: ma 26 okt 2009 0:58 Onderwerp: |
|
|
Graag wil ik gezegd hebben dat ik deze discussie aanga uit interesse, en niet om gelijk te krijgen.
Ik zal ook zeker eens opzoeken in Tekst & Commentaar wat de geleerden ervan zeggen. Waarmee ik niet wil suggereren dat u niet geleerd zou zijn. Het ontbreekt mij echter (nog) wel aan die geleerdheid.
Quote: | Als een verkoper op een dure laptop een prijsje plakt van 100 euro, dan is die verklaring toch ook niet dubbelzinnig? Toch ontbreekt de wil. |
Nee, dubbelzinnig is dat niet. Het valt echter wel onder een van de andere, al dan niet limitatief genoemde gronden, t.w. 'verschrijving of verspreking'.
Quote: | Mijn standpunt is denk ik wel duidelijk: dit doet er niet toe. |
Hierover zijn we het dus oneens. Ik baseer mijn standpunt op de redactie van het dienaangaande hoofdstuk van de OU cursus Inleiding Privaatrecht, dat evenwel vanwege het inleidende karakter mogelijk de diepgang van het leerstuk mist.
Zodoende een slag om de arm houdend, duik ik snel eens in de literatuur. _________________ Mensen zijn graag geboeid, maar niet graag gebonden. (Alexander Pola) |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: ma 26 okt 2009 2:05 Onderwerp: |
|
|
Je boek bedoelt ongetwijfeld slechts een paar typische situaties te beschrijven waarin er een discrepantie is tussen wil en verklaring. Dat betekent niet dat in andere situaties waarin wil en verklaring niet overeenkomen, art. 3:33 BW, ondanks de duidelijke tekst van die bepaling, niet van toepassing zou zijn.
art. 3:33 BW schreef: | Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. |
Hier staat niet dat het bestaan van de wil volgt uit de verklaring, zoals je lijkt te denken. Hier staat dat er allereerst een op rechtsgevolg gerichte wil moet zijn. Maar die wil is niet voldoende, want die wil moet zich ook hebben geopenbaard door een verklaring. Als de verklaring een andere "wil" lijkt te openbaren dan de gewilde wil, dan is er geen rechtshandeling op grond van art. 3:33 BW.
Maar art. 3:33/35 BW is eigenlijk nog subtieler. Als X jegens Y een rechtshandeling verricht die zich openbaart door een tot Y gerichte verklaring V, dan doet de inhoud van V er eigenlijk niet toe, zolang Y die verklaring maar opvat zoals X de verklaring bedoeld heeft, d.w.z. gericht op het door X gewilde rechtsgevolg. Dan is aan art. 3:33 BW voldaan. Het maakt dan niet uit of de verklaring V voor een neutrale toeschouwer ook die betekenis heeft.
Dus of er op grond van art. 3:33 BW sprake is van een rechtshandeling, is relatief. Het hangt af van de betekenis die je aan de verklaring toekent. Neem je de betekenis die de verzender X eraan toekende (aangenomen dat X een rechtsgevolg beoogde), dan is er een rechtshandeling op grond van art. 3:33 BW. Neem je een andere betekenis, dan is er geen rechtshandeling op grond van art. 3:33 BW. Maar dan kan er nog wel op grond van art. 3:35 BW een rechtshandeling zijn, nl. wanneer de ontvanger aan de verklaring een betekenis toekent die hij gelet op alle omstandigheden aan die verklaring mocht toekennen.
Natuurlijk kan Y niet aan de rechtshandeling ontkomen, bijv. aan een voor Y nadelige opzegging, door aan de verklaring een betekenis toe te kennen die nergens op slaat. Y mag er alleen een betekenis aan toekennen die hij er aan mag toekennen (art. 3:35 BW). Als de verklaring, gelet op alle omstandigheden, zo duidelijk is dat Y deze moet opvatten als een opzegging, dan is het ook een opzegging (want dan is er geen andere betekenis, bijv. "geen beoogd rechtsgevolg", die Y eraan mocht toekennen).
Bij dit alles doet de objectieve letterlijke tekst van de verklaring op zichzelf dus niet ter zake. Alles moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden, inclusief wat partijen over en weer van elkaar weten.
Als je art. 3:33/35 BW goed doordenkt kom je automatisch op de Haviltexnorm uit. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
elmajimbe
Leeftijd: 62 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): OU
Berichten: 89
|
Geplaatst: ma 26 okt 2009 2:45 Onderwerp: |
|
|
Ik zie wat je bedoelt, en ik kan je aardig volgen.
Toch staat er in het boek 'Rechtshandelingen en overeenkomsten' van Jac Hijma, onder nr. 34 en 35 nog wel een interessante overweging. Dezelfde mogelijke redenen die ik noemde, die een discrepantie tussen verklaring en wil kunnen opleveren vat hij onder de noemer 'oneigenlijke dwaling'. (Hij zegt tevens dat dit 'de belangrijkste' zijn, zodat dit wellicht geen limitatieve opsomming is. Dus daar zal je wel gelijk hebben.)
Jac Hijma schreef: | Oneigenlijke dwaling dient men te onderscheiden van de in art. 6:228 geregelde (eigenlijke) dwaling. In het geval van oneigenlijke dwaling heeft de verkeerde veronderstelling van de dwalende betrekking op de betekenis van de door hem afgelegde verklaring, in het geval van art. 6:228 'slechts' op de eigenschappen van het object (..) of van de persoon tot wie de verklaring zich richt; in het geval van 6:228 stemmen wil en verklaring dus overeen. |
en als verduidelijking geeft hij schreef: | Op de verklaring gericht tot een niet-bedoeld persoon ('afdwaling') zijn derhalve de art. 3:33 en 3:35 van toepassing; op de verklaring die zich richtte tot een persoon die bepaalde veronderstelde eigenschappen mist ('persoonsdwaling') daarentegen art. 6:228. |
A heeft in onze casus zijn wil gericht tegen de bedoelde persoon B, doch A heeft B eigenschappen toegedicht, welke B op dat moment niet bezat.
B heeft A in die veronderstelling gelaten, al dan niet opzettelijk, dus hier is art. 6:228 van toepassing, en niet 3:33/3:35. _________________ Mensen zijn graag geboeid, maar niet graag gebonden. (Alexander Pola) |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: ma 26 okt 2009 3:07 Onderwerp: |
|
|
Hijma schreef: | In het geval van oneigenlijke dwaling heeft de verkeerde veronderstelling van de dwalende betrekking op de betekenis van de door hem afgelegde verklaring, (...) |
Dit is hier het geval, wanneer je uitgaat van een overeenkomst op papier met B. (Als je echter uitgaat van de interpretatie van A dat B namens C handelde, dan zal B beweren dat B in eigen naam handelde en ontbreekt de wil van B.)
Jouw draai aan Hijma's verduidelijking is onjuist. Het gaat niet om een eigenschap van B of van C. Het gaat om de uitleg/betekenis van B's handelen: is dat in eigen naam, of is dat namens C.
Persoonsdwaling is: ik verstrek Scheringa een lening van 10 miljoen euro, denkende dat hij 250 miljoen euro waard is. Niet: ik verstrek Scheringa een lening van 10 miljoen euro, denkende dat hij met "tien" niet "10 euro", maar "10 miljoen euro" bedoelde. In het laatste geval gaat het om de betekenis van zijn verklaring. Net als in deze casus.
Misschien helpt het als je probeert minder stug vast te houden aan hoe je dacht dat het was... Probeer in te zien dat mijn standpunt geheel overeenkomst met dat van Hijma, en ook met wat er in jouw boek staat. Vraag je vervolgens af of het voor de hand ligt dat Hijma en jouw boek dan toch op een andere manier moeten worden gelezen. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
|
|
U mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen U mag geen reacties plaatsen U mag uw berichten niet bewerken U mag uw berichten niet verwijderen U mag niet stemmen in polls
|
|
|
|