|
Auteur |
Bericht |
Knorps
Leeftijd: 38 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UvT
Berichten: 13
|
Geplaatst: vr 11 jul 2008 15:17 Onderwerp: schuldenaar onvindbaar - schuldeiser onvindbaar |
|
|
Stel, A heeft een vordering op iemand (B) die sinds enkele maanden onvindbaar is (dus zelfs niet via de GBA traceerbaar). C huurt een huis van B en kan wegens de onvindbaarheid van laatstgenoemde zijn huurpenningen niet betalen (ook bankrekening heeft B opgeheven). Mag A dan zijn vordering verrekenen met het geld dat C reeds (enige maanden, in dit geval) aan B wilde betalen? Mij lijkt dat wel mogelijk, C voldoet mijns inziens daarmee zijn brengschuld, maar voor de zekerheid wil ik het toch even vragen. Met name met het oog op de haken en ogen voor C.
Bij voorbaat dank. |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: vr 11 jul 2008 15:31 Onderwerp: |
|
|
Dat zul je aan de hand van de regels die in boek 6 zijn neergelegd moeten uitpuzzelen. Eerst moet je weten welke regels in het spel zijn, pas dan kun je bepalen of er iets als "redelijkheid" nodig is om van die regels gebruik te kunnen maken.
(Het gaat er natuurlijk om of C op deze manier bevrijdend kan betalen.) _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
Knorps
Leeftijd: 38 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UvT
Berichten: 13
|
Geplaatst: vr 11 jul 2008 15:40 Onderwerp: |
|
|
Dat begrijp ik. Mijn vraag is dus of ik Art. 6:32 analoog op deze situatie kan toepassen en dat C dan bevrijdend heeft betaald of dat dit geldt als een prestatie anders dan de verschuldigde in de zin van art. 6:45 BW.
Verrekening heb ik ook bekeken, maar dat zal gezien art. 6:127 lid 3 niet mogelijk zijn, omdat het geen "zuivere verrekening" van een eigen vordering met die van de schuldeiser is. |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: vr 11 jul 2008 16:52 Onderwerp: |
|
|
Art. 6:32 BW lijkt me hier inderdaad de moeite waard om naar te kijken. Ik denk niet dat betaling aan een ander onder art. 6:45 BW valt, maar mocht dat wel het geval zijn, dan gaat art. 6:32 BW als meer bijzondere bepaling in ieder geval voor op art. 6:45 BW.
Op grond van art. 6:32 BW kan C bevrijdend aan A betalen als B hierdoor is gebaat. Hiervoor is het nodig dat B het geld op wat voor manier dan ook in handen heeft gekregen. Dat is niet het geval. Dus een beroep op art. 6:32 BW gaat m.i. niet op.
Analoge toepassing van art. 6:32 BW zie ik niet zitten. (Ik zie bijv. de analogie al niet.) Verder is er sprake van schuldeisersverzuim van de zijde van B, maar dat lijkt weinig op te leveren.
Als C voor B betaalt aan A, bevrijdt dat B van zijn schuld (art. 6:30 BW). Het is de vraag of C nu verhaal heeft op B. Zo'n vordering zou C kunnen baseren op zaakswaarneming, maar het is de vraag of dit lukt:
Quote: | Ook is hij in beginsel vrij om verplichtingen die hij aan derden heeft niet na te komen; wie zo maar een schuld van een ander betaalt, handelt in de regel niet als zaakwaarnemer. Zie ook het aan Stoljar ontleende voorbeeld bij Schoordijk, rede Aruba, p. 32 (betalen van eens anders telefoonrekening tijdens diens vakantie geschiedt in beginsel niet op redelijke grond, hetgeen anders wordt als bij niet betalen de telefoon wordt afgesloten en alleen tegen betaling van een hoge boete weer wordt aangesloten). |
Mocht C echter toch verhaal hebben op B, dan kan C volgens mij zijn vordering op B met zijn schuld aan B verrekenen.
Een andere mogelijkheid is dat A zijn vordering op B aan C cedeert (tegen betaling uiteraard). B moet daar in de toekomst nog wel van op de hoogte worden gesteld. Is de cessie eenmaal compleet, dan kan C volgens mij verrekenen.
edit: ik vraag me nog wel af hoe ik precies "gebaat" moet lezen. Het lijkt erop dat de vraag is of het betaalde in het vermogen van B is gevallen. Is dat het geval als je een schuld van B aflost? Dat zou ik vreemd vinden, want het is bijv. denkbaar dat B zijn geld onder gunstige voorwaarden van A heeft geleend. Dan raakt B tegen zijn wil die lening kwijt. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
|