Content Syndication
|
|
|
|
 |
Pagina 1 van 1 |
|
|
Auteur |
Bericht |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: za 09 jun 2007 18:24 Onderwerp: Portacabin-criterium |
|
|
Zowel art 3:3 lid 1 BW als art 5:20 sub e BW spreekt van "de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken". Volgens de wetsgeschiedenis is dit met opzet en wordt met deze uitdrukkingen hetzelfde bedoeld.
Volgens het Portacabin-arrest geldt:
Quote: | Een gebouw kan duurzaam met de grond verenigd zijn in de zin van art. 3:3 BW, doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Niet van belang is dan meer dat technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwsel te verplaatsen. |
(Bovendien moet deze bestemming naar buiten toe kenbaar zijn.)
Ik vraag me af of dit het criterium is voor "duurzaam met de grond verenigd", of alleen voor "duurzaam rechtstreeks met de grond verenigd". In Portacabin gaat het om rechtstreekse vereniging met de grond, maar uit de tekst van het arrest valt voor zover ik kan zien niet op te maken dat het criterium niet ook zou gelden voor vereniging met de grond "door vereniging met andere gebouwen of werken".
Het probleem dat ik zie met de bredere uitleg van het criterium, is dat dan ook aan het huis gemonteerde zonnewering, schotelantennes, en in het huis aan de muur gemonteerde televisieschermen onroerend zijn (art 3:3 lid 1) en worden nagetrokken door de grond (art 5:20 sub e). Strikt gesproken lijkt Portacabin dit echter wel te zeggen. (Ik bedoel: strikte lezing van het arrest leidt m.i. tot de bredere uitleg van het criterium.)
Er is ook nog het arrest Dépex/Curatoren waarin een machine in een fabrieksgebouw niet als bestanddeel van de fabriek werd aangemerkt. Die machines lijken mij echter wel bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven, en lijken op grond van Portacabin door de grond te worden nagetrokken als duurzaam verenigd met de grond, door het fabrieksgebouw. In het arrest (en annotatie in AA) wordt hier echter niet over gerept. Niet zo heel vreemd aangezien het arrest van vóór Portacabin is, maar toch.
Hoe moet je het Portacabin-criterium uitleggen? Geldt het alleen voor "duurzaam rechtstreeks met de grond verenigd" of meer algemeen voor "duurzaam met de grond verenigd"?
(N.a.v. deze draad, maar ook in het algemeen interessant.) _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
arizona
Leeftijd: 49 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 721
|
Geplaatst: za 09 jun 2007 18:43 Onderwerp: |
|
|
Ik heb geen pasklaar antwoord, behalve dat volgens mij de bestanddeel-vraag strikt genomen niet beantwoord wordt met het Portacabin-criterium: of iets bestanddeel van een zaak is, wordt niet bepaald aan de hand van het duurzaamheidscriterium van art. 3:3 of 5:20, maar aan de hand van de vraag of iets naar verkeersopvattingen deel uitmaakt van een zaak of daaraan (fysiek) onlosmakelijk verbonden is (3:4). We weten dat Snijders aanneemt dat een op grond van het Portacabin-criterium nagetrokken zaak tevens bestanddeel is, maar dat Van Maanen hier anders over denkt. (Als ik het allemaal goed heb onthouden.) |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: za 09 jun 2007 19:03 Onderwerp: |
|
|
Mee eens. Volgens Snijders moet je natrekking via art 5:20 sub e als ik het goed begrijp zien als een aanvullende manier van bestanddeelvorming. Volgens Van Maanen hoeft er bij natrekking nog geen bestanddeelvorming zijn.
Als het Portacabin-criterium van toepassing is, maakt het voor de vraag wie eigenaar is van de zonnewering/schotelantenne/lcd-televisie/machine volgens mij niet uit wie van de twee gelijk heeft, want dat is dan de eigenaar van de grond. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
tikSimone
Leeftijd: 59 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): EUR Studieomgeving (MA): EUR Berichten: 12147
|
Geplaatst: za 09 jun 2007 22:46 Onderwerp: |
|
|
Nu ja, je merkte al aan het andere arrest dat de vlieger van natrekking niet altijd opgaat.
De opmerking over "het naar buiten toe kenbaar zijn" is mede relevant. In de zin van: wat is de verkeersopvatting er over. In het arrest waarover ik sprak werd ook bijv. de pot met munten genoemd die zich in de grond bevindt. Niemand zal zeggen dat die duurzaam met de grond is verenigd.
Ik denk dat je het moet zien als algemene richtlijn, die vereniging. Aan de hand van het concrete geval wordt dan geoordeeld. _________________ Nait soez'n, moar doun! |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22912
|
Geplaatst: zo 10 jun 2007 0:05 Onderwerp: |
|
|
Ik vind een relevant antwoord op casus 3 uit dit tentamen. Het komt neer op de vraag of de eigendom van een hotel een in de keuken geplaatste industriële afwasmachine omvat. Het eerste modelantwoord kijkt naar bestanddeelvorming en past Dépex/Curatoren toe:
antwoord 1 schreef: | Nu het gaat om een afwasmachine geplaatst in de keuken van een hotel, is de meest voor de hand liggende vraag: is de afwasmachine bestanddeel van het gebouw (de hoofdzaak in de zin van artikel 3:4 BW)? De afwasmachine is in elk geval bestanddeel van het gebouw indien het zodanig is verbonden aan het gebouw, dat het niet zonder beschadiging van betekenis (aan afwasmachine of gebouw) kan worden verwijderd. Hiervoor geeft de casus geen aanknopingspunten. Daarnaast is de afwasmachine bestanddeel van het gebouw indien het volgens de verkeersopvatting - de opvattingen bij de kring van betrokkenen – onderdeel van het gebouw uitmaakt. In het arrest Depex/curatoren Bergel c.s. (HR 15-11-1991, AA 1992, 248) geeft de Hoge Raad twee aanwijzingen (r.o. 3.7). Toegepast op de casus geeft dit het volgende beeld: indien de afwasmachine en het gebouw in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd, ligt hierin een aanwijzing voor een bevestigend antwoord dat de afwasmachine op grond van artikel 3:4 lid 1 BW bestanddeel is van het gebouw. Hiervoor geeft de casus evenwel geen aanknopingspunten. Daarnaast zou de afwasmachine krachtens artikel 3:4 lid 1 BW bestanddeel kunnen zijn van het gebouw indien bij het ontbreken van de afwasmachine het gebouw als incompleet moet worden beschouwd. Een gebouw is niet incompleet zonder afwasmachine.
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de afwasmachine geen bestanddeel is van het gebouw (en derhalve van de onroerende zaak van Zanadom, zie artikel 5:20 lid 1 sub e BW), zodat het recht van hypotheek van de Brabantse Bank zich niet uitstrekt over de afwasmachine. De Brabantse Bank heeft geen gelijk. |
Het tweede modelantwoord kijkt naar natrekking en past Portacabin toe:
antwoord 2 schreef: | Minder voor de hand liggend, maar ook verdedigbaar is de volgende redenering:
In casu betreft het een grote, industriële afwasmachine. Wellicht maakt de afwasmachine deel uit van de onroerende zaak (artikel 3:3 jo. 5:20 lid 1 sub e BW), omdat de afwasmachine (als ‘werk’ in de zin van artikel 3:3 BW, indien verdedigbaar) duurzaam met de grond is verenigd. Op grond van het Portacabin-arrest (HR 31-10-1997, AA 1997, 101) is de afwasmachine duurzaam met de grond verenigd doordat de machine naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven (r.o. 3.3). Niet van belang is de technische mogelijkheid om het bouwsel te verplaatsten. Bij de beantwoording van deze vraag – is de afwasmachine bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven – kan worden gelet op de bedoeling van de bouwer, voor zover deze naar buiten kenbaar is. Bovendien dient de bestemming van de afwasmachine om duurzaam ter plaatste te blijven naar buiten kenbaar te zijn. De verkeersopvattingen kunnen niet worden gebezigd als zelfstandige maatstaf, maar kunnen wel in aanmerking worden genomen in geval nader moet worden bepaald wat heeft te gelden als ‘duurzaam’, ‘verenigd’, ‘bestemming’ en ‘naar buiten kenbaar’.
Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zou op grond van het voorgaande kunnen worden verdedigd dat de afwasmachine naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en derhalve duurzaam met de grond is verenigd in de zin van artikel 3:3 jo. 5:20 BW zodat het recht van hypotheek zich mede uitstrekt over de afwasmachine. In dat geval zou de Brabantse Bank gelijk hebben. |
Misschien "minder voor de hand liggend", maar als het niet klopt, waar gaat het dan fout? In het antwoord wordt een beetje de vraag gesteld of een afwasmachine wel een werk is in de zin van art 3:3 BW. Het antwoord op die vraag lijkt mij een duidelijk "ja", want een grafzerk is ook een werk (NJ 2003/241).
Mijn wasmachine lijkt mij ook bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven, dus ik vraag me nu af of het wel 'mijn' wasmachine is, of de wasmachine van mijn huurbaas. Voor 'mijn' (van de vorige bewoner overgenomen) inbouw-vaatwasmachine geldt dit nog sterker.
tikSimone schreef: | In het arrest waarover ik sprak werd ook bijv. de pot met munten genoemd die zich in de grond bevindt. Niemand zal zeggen dat die duurzaam met de grond is verenigd. |
Want niet bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. De rol van verkeersopvattingen wordt overigens in "antwoord 2" hierboven toegelicht.
En nu vind ik ook een arrest over een zendinstallatie voor mobiele telefonie op een voedersilo:
HR schreef: | In de zin van artikel 3:3, lid 1, BW is een gebouw of werk slechts dan duurzaam met de grond verenigd (hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met een ander gebouw of werk) indien het, mede gelet op de bedoeling van degene door wie of in wiens opdracht het is tot stand gebracht, naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, en dit ook naar buiten kenbaar is uit bijzonderheden van aard en inrichting van dat gebouw of werk (vgl. HR 6 juni 2003, nr. 36075, BNB 2003/271, en HR 13 mei 2005, nr. 39429, BNB 2005/212).
De omstandigheid dat een gebouw of werk op een fundering rust kan - afhankelijk van de omstandigheden van het geval waaronder de aard van de fundering, de aard van het gebouw of werk, en de wijze waarop dat met de fundering verbonden is - wel een factor van betekenis zijn voor de beantwoording van de vraag of het gebouw of werk bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, maar is daarvoor op zichzelf niet beslissend. |
Daarmee lijkt mijn vraag beantwoord te zijn: het portacabin-criterium is blijkbaar ook van toepassing in het geval van werken die niet rechtstreeks, maar door vereniging met andere gebouwen of werken, met de grond zijn verenigd. Ook het vervolg van het arrest is interessant; de HR lijkt van mening dat de zendinstallatie onroerend is (maar vernietigt en verwijst). De boer moet vermoedelijk OZB betalen over de waarde van de silo + zendinstallatie.
Voor Snijders en Van Maanen nog interessant is dat het Hof de zendinstallatie als zelfstandige zaak tov de voedersilo aanmerkt (aan de hand van art 3:4), en dat de HR dit niet onbegrijpelijk vindt. De HR lijkt het dus mogelijk te achten dat de zendinstallatie geen bestanddeel is van de voedersilo, maar wel via de voedersilo wordt nagetrokken door de grond. Dan lijkt Van Maanen mij gelijk te hebben. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
|
 |
Pagina 1 van 1 |
|
|
U mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen U mag geen reacties plaatsen U mag uw berichten niet bewerken U mag uw berichten niet verwijderen U mag niet stemmen in polls
|
|
|
|