Auteursrecht bij uitzendkrachten - art. 7 Auteurswet.

[Robert_G]

Art. 7 Auteurswet luidt:

Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tusschen partijen anders is overeengekomen, als de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.

Een gevolg van de ‘Flexwet’ van 1999 is dat sindsdien vaststaat dat de uitzendkracht een arbeidsovereenkomst heeft met het uitzendbureau (art. 7:690 BW). Dit zou kunnen betekenen dat het uitzendbureau via art. 7 Aw de auteursrechten op een door de uitzendkracht gemaakt werk verkrijgt.

Echter komt, volgens Verkade/Visser/Spoor (2005, blz. 42), het auteursrecht in zo'n geval toe aan de inlener. Dit onderbouwen zij met verwijzing naar een analogie met art. 6:170 BW, maar uit hun voetnoten blijkt niet dat er in de literatuur veel staat geschreven over dit onderwerp.

Graag zou ik hier toch nog meer over lezen (in het kader van een scriptie). Wie kan mij op weg helpen?