|
Auteur |
Bericht |
Sjaak91
Leeftijd: 33 Geslacht: Sterrenbeeld: Studieomgeving (BA): UL
Berichten: 2
|
Geplaatst: wo 29 jan 2014 23:40 Onderwerp: Tweehandtekeningclausule |
|
|
Een bv kan op grond van 2:240 lid 2 een tweehandtekeningenclausule in haar statuten zetten zodat twee bestuurders gezamelijk moeten handelen voordat de overeenkomst geldig is. Hoe zit het als een onderneming zich nooit aan deze clausule houdt, maar altijd één bestuurder laat handelen met een andere partij, en op een gegeven moment de onderneming zich op de clausule beroept omdat ze ergens anders een gunstigere deal kunnen sluiten? Bij de eerdere handelingen is er nooit een probleem geweest, verder staat de clausule in het handelsregister. Kan de wederpartij zich op een vorm van goede trouw of stille bekrachtiging beroepen? |
|
|
|
|
svdongen
Leeftijd: 28 Geslacht: Sterrenbeeld:
Berichten: 359
|
Geplaatst: do 30 jan 2014 0:12 Onderwerp: |
|
|
Voor jou is het misschien interessant om dit artikel te lezen:
http://www.amsadvocaten.nl/blog/ondernemingsrecht/onbevoegde-werknemer-kan-ongewenst-werkgever-binden/
Er was ook al een thread hierover.
Artikel 3:69 lid 3 BW bepaalt dat een door een onbevoegde vertegenwoordiger verrichte rechtshandeling ongeldig is. Zie ook in die context "Rechtshandeling en overeenkomst" van prof. mr. Jacob Hijma (p. 213 e.v.).
Pas echter op, want art. 3:61 BW geeft vorm aan de vertrouwensleer op dit gebied.
Art. 3:61 BW schreef: |
Artikel 61
1. Een volmacht kan uitdrukkelijk of stilzwijgend worden verleend.
2. Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan.
3. Indien een volgens wet of gebruik openbaar gemaakte volmacht beperkingen bevat, die zo ongebruikelijk zijn dat de wederpartij ze daarin niet behoefde te verwachten, kunnen deze haar niet worden tegengeworpen, tenzij zij ze kende.
|
Het is dus van belang om te kijken naar de omstandigheden en hetgeen de ander heeft laten weten/hoe deze zich gedroeg.
Ik citeer even aangaande het tweede vereiste (het toedoen-vereiste):
infonu.nl schreef: | Het tweede vereiste wordt wel het toedoen-beginsel genoemd. Uit een handeling of gedraging van de volmachtgever moet blijken dat de wederpartij mocht vertrouwen op een toereikende volmacht van de gevolmachtigde. De volmachtgever heeft dus zelf ook een aandeel in de ontoereikende volmacht. Dit kan zich uiten in een positieve verklaring of gedraging, maar ook in een niet-doen van de volmachtgever. Als aan deze twee vereisten van artikel 3:61 lid 2 BW is voldaan, wordt de volmachtgever gebonden aan de door de gevolmachtigde onterecht gemaakte verbintenis tussen volmachtgever en wederpartij. |
Als dus in alle gevallen niets wordt opgemerkt door de 'volmachtgever', dan kan er inderdaad sprake zijn van een beroep op voorgaand artikel. Hierdoor wordt de BV gebonden, als je het mij vraagt. Ik ben echter geen expert op het gebied.
Verder moet ik nog opmerken dat als dat bovenstaande geval zich voordoet, er eventueel sprake kan zijn van schadevergoeding.
Rassers schreef: | In het algemeen geldt dat een wederpartij een pseudo gevolmachtigde die buiten zijn boekje handelt aansprakelijk kan houden voor de geleden schade. De pseudo gevolmachtigde moet namelijk instaan voor het bestaan en de omvang van de volmacht tegenover de wederpartij met wie hij handelt. Als blijkt dat de rechtshandeling in haar rechtsgevolgen de volmachtgever niet treft omdat een geldige en toereikende volmacht niet bestaat en als vaststaat dat de volmachtgever de rechtshandeling niet zal of kan bekrachtigen, dan kan de gevolmachtigde aansprakelijk worden gehouden voor de schade die de wederpartij daardoor lijdt.
Indien de pseudo gevolmachtigde werknemer is kan hij slechts door de werkgever aansprakelijk worden gehouden indien er bij hem sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid.
|
Natuurlijk blijft het een beetje de vraag wanneer nou sprake is van dat slagend beroep op art. 3:61 lid 2 BW.
Dirk Zwagerman schreef hier aan de hand van jurisprudentie over.
Beweerde volmacht, hoe zit het ook al weer
Onderzoeksverplichtingen/aannemen volmacht (bespreking arrest Hof Leeuwarden) |
|
|
|
|
Sjaak91
Leeftijd: 33 Geslacht: Sterrenbeeld: Studieomgeving (BA): UL
Berichten: 2
|
Geplaatst: do 30 jan 2014 0:24 Onderwerp: |
|
|
Dank u zeer voor dit uitgebreide antwoord, ik zal het allemaal even goed doornemen! Maar de wederpartij had in het handelsregister kunnen kijken en weten dat er een tweehandtekeningenclausule was. Zou een beroep op 3:61 dan nog steeds mogelijk zijn? Een bepaalde onderzoeksplicht van de wederpartij mag ook verwacht worden lijkt me. |
|
|
|
|
svdongen
Leeftijd: 28 Geslacht: Sterrenbeeld:
Berichten: 359
|
Geplaatst: do 30 jan 2014 0:52 Onderwerp: |
|
|
D. Zwager in Geen Schijn Van Toereikende Volmacht. Onderzoeksplicht Voor Contractspartij! schreef: | Ook kan de derde worden verweten geen acht te hebben geslagen op de gegevens die uit het handelsregister blijken. Het feit dat de derde geen enkel onderzoek heeft verricht komt voor zijn eigen rekening en risico. |
Hij verwijst naar het arrest van het Hof Leeuwarden (31 augustus 2011). Dit is vrij recent op dat gebied. Maar zoals al gesteld, het is ook van belang wat de vennootschap verder nog naar buiten heeft gebracht en hoe deze zich heeft gedragen (of juist niet gedragen).
Nu de vennootschap het eigenlijk wel best lijkt te vinden dat vaak zonder volmacht wordt gehandeld, kan worden afgevraagd hoe serieus die clausule in het handelsregister nog genomen moet worden. Bekrachtigd de vennootschap die onbevoegd gedane rechtshandelingen normaal?
Maar:
GH Leeuwarden, 11-8-2004, LJN AQ6660, r.o. 16 schreef: | Hierbij merkt het hof overigens op dat zelfs wanneer uit het Handelsregister duidelijk zou zijn gebleken dat een toereikende volmacht van [vertegenwoordiger appellant] ontbrak, dit op zich nog niet aan bescherming door art. 3:61 lid 2 BW in de weg had hoeven te staan (zie HR 12 januari 2001, NJ 2001, 157).
|
Dit geeft dus niet per se doorslag, als er nog andere omstandigheden enz. zijn. Of beter geformuleerd: bepalingen in het handelsregister doen niet per definitie afbreuk aan art. 3:61 lid 2. Ik denk echter wel dat dit misschien reden is voor een grotere onderzoeksplicht? |
|
|
|
|
FlyingDutchman
Leeftijd: 43 Geslacht: Sterrenbeeld: Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 66
|
Geplaatst: za 01 feb 2014 22:40 Onderwerp: |
|
|
@svdongen; ik denk dat je de mist ingaat.
Volgens mij zit de OP goed met zijn originele opmerking over boek 2 (2:240 BW). Het gaat immers over een B.V.
T & C van 2:240 BW geeft aan dat bij een wettelijk toegelaten beperking (de bestuurder is slechts bevoegd te handelen met een ander), het is toegestaan door de vennootschap een beroep te doen daarop, zolang de beperking kenbaar was (door de inschrijving in het handelsregister).
Het is alleen zo dat een wederpartij die door het beroep door de vennootschap op onbevoegdheid van de bestuurder schade lijdt niet automatisch wordt aangemerkt als iemand die behoorde te begrijpen dat die bestuurder onbevoegd was in de zin van art. 3:70 BW.
Uiteindelijk zal dus een rechter dit moeten uitwijzen. |
|
|
|
|
|