|
Auteur |
Bericht |
marja.verstralen
Leeftijd: 44 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 1100
|
Geplaatst: ma 02 jul 2012 11:39 Onderwerp: Stil pandrecht op een vordering op naam en art. 3:88 BW |
|
|
Dag,
Klopt de volgende redenering? Vraag ik mij af:
A vestigt op een vordering op naam (von) een stil pandrecht overeenkomstig art. 3:239 lid 1 BW ten gunste van B.
A draagt de vordering vervolgens over aan C overeenkomstig art. 3:94 lid 1 BW. C is niet op de hoogte van het stil pandrecht en is te goeder trouw.
C kan nu geen beroep doen op art. 3:88 BW, omdat de beschikkingsonbevoegdheid van A niet gelegen is in een titel- of leveringsgebrek in een eerdere overdracht. De goede trouw van C wordt niet beschermd, volgens mij. Klopt dit?
Zo ja, is dat niet heel erg onhandig voor de zekerheid in het rechtsverkeer?
Bij voorbaat dank voor de aandacht.
Met vriendelijke groet,
Marja |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: ma 02 jul 2012 23:53 Onderwerp: Re: Stil pandrecht op een vordering op naam en art. 3:88 BW |
|
|
marja.verstralen schreef: | A vestigt op een vordering op naam (von) een stil pandrecht overeenkomstig art. 3:239 lid 1 BW ten gunste van B.
A draagt de vordering vervolgens over aan C overeenkomstig art. 3:94 lid 1 BW. C is niet op de hoogte van het stil pandrecht en is te goeder trouw.
C kan nu geen beroep doen op art. 3:88 BW, omdat de beschikkingsonbevoegdheid van A niet gelegen is in een titel- of leveringsgebrek in een eerdere overdracht. De goede trouw van C wordt niet beschermd, volgens mij. Klopt dit? |
Het lijkt mij dat je aan art. 3:88 BW niet toekomt. A is beschikkingsbevoegd. De vordering blijft bezwaard met het stil pandrecht.
Quote: | Zo ja, is dat niet heel erg onhandig voor de zekerheid in het rechtsverkeer? |
Wat zou B daarop antwoorden? _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
marja.verstralen
Leeftijd: 44 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 1100
|
Geplaatst: di 03 jul 2012 8:08 Onderwerp: |
|
|
Bedankt voor het antwoord.
Inderdaad, ik zie het. A is beperkt beschikkingsbevoegd. Art. 3±86 BW kent in lid 2 wel een bepaling voor beperkte rechten, maar art. 3:88 BW niet.
Het pandrecht van B blijft dus op de vordering rusten, zonder dat C dit kon weten. C heeft geen enkele bescherming. Natuurlijk fijn voor B.
Maar waarom zou C in het geval een roerende zaak verpand was wel bescherming krijgen wegens goede trouw en in het geval van een reeds verpande vordering niet? Ik begrijp dit onderscheid niet. |
|
|
|
 |
|