|
|
| Auteur |
Bericht |
pam201
Leeftijd: 58 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UvT Studieomgeving (MA): UvT Berichten: 35
|
Geplaatst: ma 06 apr 2009 7:44 Onderwerp: Ontheffing artikel 3.2.3 wro |
|
|
Een vraag
Een gemeente een wil buitenplanse ontheffing verlenen op basis van artikel 3.2.3 Wro.
Volgens het bestemming plan moet er 1 meter ruimte zijn tussen een aangrensde perceel, (het bouwerk wordt direct tegen een aangrenzend perceel gebouwd)
Het bouwwerk heeft een hoogte (nokhoogte) van ongeveer 10 meter maar loop met een schuin dak af. Op 1 meter afstand van het belendend pand is de hoogte van 4,95 meter.
De gemeente zegt dus dat dit bouwwerk voldoet aan artikel 3.2.3 wro juncto artikel 4.1.1 en dat er een ontheffing wordt verleend.
Naar mijn inziens moet de wet als volgt worden geïnterpreteerd.
Wanneer een aanvraag niet binnen het bestemmingsplan past en ook niet binnen de daarin opgenomen ontheffingsmogelijkheden, dan volgt er een toetsing aan de mogelijkheden die artikel 3.2.3 Wro juncto artikel 4.1.1.wro biedt.
Volgens mij moet het bouwwerk alsmede worden getoetst aan artikel 4.1.1 wro en mag de hoogte (nokhoogte) van het bouwwerk bijv. niet hoger zijn dan 5 meter. Klopt dit. |
|
|
|
|
 |
msteeman
Leeftijd: 46 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 45
|
Geplaatst: ma 06 apr 2009 10:20 Onderwerp: 4.1.1, lid 1 onder a |
|
|
Je verhaal klopt, tot op de laatste zin. Het bouwwerk moet inderdaad voldoen aan (in dit geval) 4.1.1, lid 1 onder a van het Bro. Het Bro is vrij recent gewijzigd, waardoor het artikel een stuk beter aansluit aan het BRO zoals dat tot vorig jaar juli gold. Het artikel is eigenlijk vrij ruim en dient als volgt gelezen te worden:
Voor toepassing van artikel 3.23, eerste lid van de wet (Wro) komen in aanmerking: een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning binnen de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft.
Voor toepassing van artikel 3.23, eerste lid van de wet (Wro) komen in aanmerking: een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning buiten de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft, het bouwwerk een bruto-vloeroppervlakte heeft van max 150m2, niet hoger is dan 5m en het bouwen niet tot gevolg heeft (... etcetera).
De 5-meter-eis geldt dus alléén als er buiten de bebouwde kom wordt gebouwd. Binnen de bebouwde kom geldt alleen de eis dat het aantal woningen gelijk blijft.
Overigens blijft toepassing van 3.23 Wro een bevoegdheid, het college zal altijd moeten motiveren waarom zij medewerking wil verlenen aan de ontheffing. Als naaste buur zijn er voldoende mogelijkheden om in te spreken, een zienswijze in te dienen of, achteraf, in beroep te gaan. _________________ Tum podex carmen extulit horridulum |
|
|
|
|
 |
Nico1979
Leeftijd: 46 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 311
|
Geplaatst: za 11 apr 2009 22:09 Onderwerp: |
|
|
| De wijziging van de Bro kent geen overgangsbepaling. Volgens mij dient bij aanvragen die zijn ingediend voor 1 maart jl. dus nog te worden uitgegaan van de 5,00 meter die in de "oude" Bro was opgenomen. |
|
|
|
|
 |
pam201
Leeftijd: 58 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UvT Studieomgeving (MA): UvT Berichten: 35
|
Geplaatst: ma 05 okt 2009 16:33 Onderwerp: |
|
|
De gemeente geeft aan dat de regelgeving de datum van het te nemen besluit bepalend is. klopt dit..
PAM |
|
|
|
|
 |
BartL
Leeftijd: 50 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 442
|
Geplaatst: wo 07 okt 2009 15:55 Onderwerp: |
|
|
| pam201 schreef: | De gemeente geeft aan dat de regelgeving de datum van het te nemen besluit bepalend is. klopt dit..
PAM |
De gemeente dient bij haar besluiten altijd rekening te houden met geldend recht. Dus indien er niet uitdrukkelijk iets is opgenomen in overgangsrecht klopt het standpunt in de gemeente.
Om onduidelijkheid te voorkomen kennen nieuwe regelingen overigens meestal wel overgangsrecht. Of er in dit specifieke geval echt geen overgangsrecht is durf ik zo niet te zeggen. |
|
|
|
|
 |
Nico1979
Leeftijd: 46 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 311
|
Geplaatst: wo 07 okt 2009 19:04 Onderwerp: |
|
|
| BartL schreef: | | pam201 schreef: | De gemeente geeft aan dat de regelgeving de datum van het te nemen besluit bepalend is. klopt dit..
PAM |
De gemeente dient bij haar besluiten altijd rekening te houden met geldend recht. Dus indien er niet uitdrukkelijk iets is opgenomen in overgangsrecht klopt het standpunt in de gemeente.
Om onduidelijkheid te voorkomen kennen nieuwe regelingen overigens meestal wel overgangsrecht. Of er in dit specifieke geval echt geen overgangsrecht is durf ik zo niet te zeggen. |
Kun je dat onderbouwen? Mag een aanvrager er niet op vertrouwen dat een bestuursorgaan beslist op zijn aanvraag op grond van het recht dat gold ten tijde van het indienen van de aanvraag?
In theorie zouden (als klopt wat jij zegt) twee aanvragen die op dezelfde datum door het bestuursorgaan zijn ontvangen tot twee verschillende uitkomsten kunnen leiden, afhankelijk van de snelheid waarin het bestuursorgaan beslist. |
|
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22916
|
Geplaatst: wo 07 okt 2009 19:58 Onderwerp: |
|
|
Het lijkt me dat BartL gelijk heeft. Een bestuursorgaan besluit "ex nunc". Zoals bekend ook in bezwaar, dus als het geldende recht wijzigt tussen het nemen van het primaire besluit en het besluit op bezwaar, zal het besluit op bezwaar alleen om die reden al anders kunnen luiden.
Natuurlijk kan overgangsrecht of bijzondere wetgeving dit anders maken. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
|
 |
Nico1979
Leeftijd: 46 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 311
|
Geplaatst: wo 07 okt 2009 21:45 Onderwerp: |
|
|
| bona fides schreef: | Het lijkt me dat BartL gelijk heeft. Een bestuursorgaan besluit "ex nunc". Zoals bekend ook in bezwaar, dus als het geldende recht wijzigt tussen het nemen van het primaire besluit en het besluit op bezwaar, zal het besluit op bezwaar alleen om die reden al anders kunnen luiden.
Natuurlijk kan overgangsrecht of bijzondere wetgeving dit anders maken. |
Zoals ik aangaf kun je dan de situatie krijgen dat twee buren op hetzelfde moment een identieke aanvraag doen, waarbij het bestuursorgaan op ingangsdatum wetswijziging -1 beslist op de ene aanvraag en ingangsdatum +1 op de andere aanvraag. In het onderhavige geval zou dat er op neer komen dat bij de een ontheffing van het bestemmingsplan dient te worden verleend, terwijl bij de ander een projectbesluitprocedure moet worden doorlopen.
In het tweede geval is de aanvrager meer tijd en geld kwijt dan in het eerste geval, louter vanwege het feit dat de datum van de beslissing eerder/later ligt. Dit lijkt mij een vreemde situatie. |
|
|
|
|
 |
Nico1979
Leeftijd: 46 Geslacht:  Sterrenbeeld: 
Berichten: 311
|
Geplaatst: wo 07 okt 2009 22:10 Onderwerp: |
|
|
Deze ziet echter naar mijn mening op de ex nunc toetsing in bezwaar en noemt hierop een uitzondering voor het geval de aanvraag ten tijde van het indienen paste in het destijds vigerende bestemmingsplan. Het gaat hier dus om een wijziging in de regelgeving tussen het bip en het bob en niet op een wijziging tussen het indienen van de aanvraag en het bip.
[edit]Gewijzigd door beheerder: foutieve URL zorgde ervoor dat het topic vastliep.[/edit] |
|
|
|
|
 |
pam201
Leeftijd: 58 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UvT Studieomgeving (MA): UvT Berichten: 35
|
Geplaatst: vr 16 okt 2009 19:28 Onderwerp: |
|
|
IN de staatcourant nr 22 staat dat deze wet per 1 maart 2009 ingaat, terwijl gemeente dacht per direct
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen I en J, die in werking treden met ingang van 1 juli 2009, en artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
pam |
|
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22916
|
Geplaatst: vr 16 okt 2009 22:41 Onderwerp: |
|
|
| Nico1979 schreef: | | Zoals ik aangaf kun je dan de situatie krijgen dat twee buren op hetzelfde moment een identieke aanvraag doen, waarbij het bestuursorgaan op ingangsdatum wetswijziging -1 beslist op de ene aanvraag en ingangsdatum +1 op de andere aanvraag. |
Klopt, maar zo werkt het (in het algemeen) nu eenmaal, tenzij het toepasselijke overgangsrecht of de bijzondere wetgeving hier iets anders over bepaalt.
In bezwaar moet ex nunc worden getoetst, dus ook aan het recht dat op dat moment geldt. Het is dan onvoorstelbaar dat het primaire besluit niet ook ex nunc, dus aan het recht dat op het moment van het nemen van het besluit geldt, zou moeten worden getoetst. Maar uit het overgangsrecht of de bijzondere wetgeving kan zoals gezegd dus volgen dat een besluit op een bepaalde aanvraag moet worden genomen op basis van het recht dat op de indieningsdatum gold.
CBb 9 oktober 2008, LJN BG1630:
| Quote: | | Naar het oordeel van het College rechtvaardigen de door de voorzieningenrechter genoemde omstandigheden niet dat wordt afgeweken van het aan artikel 7:11 Awb ten grondslag liggende uitgangspunt dat een bestuursorgaan bij de heroverweging uitgaat van de op dat moment geldende wetgeving. |
CBb 29 januari 1998, AB 1998, 111:
| Quote: | 5.2. Het college ziet zich in de eerste plaats gesteld voor de beantwoording van de vraag of verweerder bij zijn heroverweging op grondslag van de bezwaren van appellanten en zijn toetsing van de primaire besluiten met recht toepassing heeft gegeven aan het recht dat gold ten tijde van het nemen van de primaire besluiten. Dienaangaande overweegt het college als volgt.
De bepaling van art. 7:11 lid 1 Awb dat op grondslag van het bezwaar een heroverweging van het (in bezwaar) bestreden besluit plaats vindt, dwingt niet tot een toetsing van dat besluit aan het recht dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit, louter omdat toepassing van dat eerder geldende recht tot een voor de geadresseerde van dat besluit gunstiger resultaat leidt. Voor een algemene verplichting tot zodanige toetsing is geen aanknopingspunt te vinden in de geschiedenis van de totstandkoming van de Awb waaruit blijkt dat de bezwaarprocedure is bedoeld voor een volledige heroverweging, uitgaande - in beginsel - van de feitelijke situatie en het rechtsregime te dien tijde. Zodanig aanknopingspunt is met name ook niet gelegen in het oogmerk van de wetgever om in art. 7:11 tevens tot uitdrukking te brengen dat het bezwaarschrift niet mag leiden tot een verslechtering van de positie van de indiener die zonder bezwaarschriftprocedure niet mogelijk zou zijn. Immers, de indiener van een bezwaarschrift is niet altijd de geadresseerde van het besluit, waartegen bezwaar is gemaakt.
Niet valt in te zien dat de rechtsliteratuur waarnaar in het verweerschrift is verwezen, steun biedt aan verweerders andersluidende opvatting. Die rechtsbronnen geven evenzeer als de ter zake beschikbare jurisprudentie namelijk blijk van de opvatting dat het bestuursorgaan bij zijn beslissing op bezwaar mag en moet afgaan op het dan geldende recht en beleid (toetsing ex nunc). |
Ik neem aan dat je het eens bent dat als bij de volledige heroverweging van art. 7:11 Awb aan het op dat moment geldende recht moet worden getoetst, dit a fortiori ook zo is bij het nemen van het primaire besluit?
edit: hmm, je kunt het natuurlijk omdraaien en stellen dat het recht dat op een bepaalde aanvraag van toepassing is, het recht is dat gold ten tijde van de indiening van de aanvraag. Bij een beslissing op bezwaar zou dan hetzelfde gelden. Maar deze stelling is in strijd met het uitgangspunt van de onmiddellijke werking van nieuw recht, en zou het ook onmogelijk maken om een inmiddels gunstiger rechtsregime toe te passen.
Over het toepasselijke recht bij het beslissen op een aanvraag vind ik CBb 7 juli 2006, LJN AY6703:
| Quote: | 4. Het standpunt van appellant
(...)
Verweerder heeft de aanvraag van appellant ten onrechte niet beoordeeld op basis van de Verordening, zoals deze luidde ten tijde van het indienen van de aanvraag. In de gewijzigde Verordening is weliswaar geen overgangsrecht opgenomen, maar gelet op de omstandigheden van het geval dient hier, in afwijking van de hoofdregel dat wijziging van een verordening onmiddellijke werking heeft, toch ongeschreven overgangsrecht te worden toegepast. (...)
5.2 Tussen partijen is niet in geschil en ook voor het College staat vast dat artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet toelaat, dat de daarbij bedoelde gemeentelijke verordening voor de raad als gemeentelijke wetgever door middel van een bepaling als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Verordening, de mogelijkheid opent - door (nog) geen gebiedsaanwijzing te geven - het exploiteren van een speelautomatenhal (voorlopig) geheel verboden te laten. Dit betekent dat verweerder gehouden was de vergunning aan appellant te weigeren, aangezien ten tijde van zowel het primaire besluit als de beslissing op het bezwaar niet voldaan was aan de voorwaarde dat de raad uitdrukkelijk een gebied had aangewezen, waarbinnen vestiging van een speelautomatenhal was toegestaan.
5.3 Voorzover appellant van opvatting is, dat artikel 2, zesde lid, van de Verordening onverbindend is, omdat niet in eerbiedigende werking is voorzien, deelt het College die opvatting niet. (...) |
Zowel appellant als CBb zijn van mening dat het uitgangspunt is dat op een aanvraag moet worden beslist volgens het op dat moment geldende recht. (Appellant was vervolgens van mening dat hier op grond van ongeschreven overgangsrecht een uitzondering op moest worden gemaakt. Het CBb was het daar niet mee eens.)
Zie ook Aanwijzing 166:
| Quote: | 1. Een nieuwe regeling is niet slechts van toepassing op hetgeen na haar inwerkingtreding voorvalt, doch ook op hetgeen bij haar inwerkingtreding bestaat, zoals bestaande rechtsposities en verhoudingen (onmiddellijke werking).
2. Indien beoogd wordt af te wijken van het eerste lid, wordt dit uitdrukkelijk bepaald. |
_________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
|
 |
|
|