verjaringsregels artikel 3:310 BW
#1: verjaringsregels artikel 3:310 BW Auteur: pactasuntservanda
Geplaatst: zo 16 jun 2013 9:59
Zijn de verjaringsregels ex artikel 3:310 BW dwingendrechtelijke van aard?
|
#2: Re: verjaringsregels artikel 3:310 BW Auteur: bona fides
Geplaatst: zo 16 jun 2013 14:10
pactasuntservanda schreef: | Zijn de verjaringsregels ex artikel 3:310 BW dwingendrechtelijke van aard? |
Ja. Je kunt niet bij overeenkomst regelen dat de verjaringsregel van art. 3:310 lid 1 BW niet geldt voor de rechtsvordering tot vergoeding van schade uit wanprestatie.
Afspreken dat de verjaringstermijn korter is kan misschien wel. Ik zie in ieder geval geen reden waarom je niet een "extra" (korte) verjaringstermijn zou kunnen overeenkomen, die als het ware naast de dwingendrechtelijke wettelijke verjaringstermijn komt te staan. Voor zover je vorderingen tot schadevergoeding kunt uitsluiten of beperken, moet je toch ook de verjaring van die vordering kunnen aanscherpen. (Bij consumentenovereenkomsten lukt dit natuurlijk niet, maar daar hebben we het nu niet over.)
|
#3: Auteur: bona fides
Geplaatst: zo 16 jun 2013 14:20
art. 3:322 BW schreef: | 1. De rechter mag niet ambtshalve het middel van verjaring toepassen.
2. Afstand van verjaring geschiedt door een verklaring van hem die de verjaring kan inroepen.
3. Voordat de verjaring voltooid is, kan geen afstand van verjaring worden gedaan. |
Art. 3:322 lid 3 BW maakt iedere poging om - bijvoorbeeld bij overeenkomst - de verjaringstermijn uit te schakelen, nietig.
|
#4: Auteur: bona fides
Geplaatst: zo 16 jun 2013 14:35
In de conclusie van de A-G bij HR 7 mei 2010, LJN BL7044 vind ik:
A-G schreef: | 24. Naar Nederlands recht kan, voor zover de wet niet anders bepaalt, een verjaringstermijn bij de overeenkomst waaruit de vordering voortvloeit worden bekort. Vgl. Asser/Hartkamp-Sieburgh, Verbintenissenrecht II (2009), nr. 422; Parl. Gesch. Inv. Boek 3, blz. 1415. Ten aanzien van vorderingen waar het in deze zaak om gaat (met name de vordering tot betaling van provisie), kent de wet geen afwijkende bepaling. Het oordeel van het hof dat art. 3:307 BW niet van dwingend recht is, en dus ook niet kan worden aangemerkt als een dwingende bepaling in de zin van art. 6 lid 1 (en/of art. 7) EVO, is derhalve juist. Het onderdeel faalt. |
De termijn van art. 3:307 BW kan dus bij overeenkomst worden bekort, en is in die zin dus geen dwingend rechter. Het lijkt mij dat hetzelfde geldt voor art. 3:310 BW. Verlenging of uitsluiting van die termijnen lijkt mij echter gelet op art. 3:322 lid 3 BW (en het hele idee achter verjaringstermijnen) wél uitgesloten. Dus in die zin zijn de regels weer wél van dwingend recht (al is dat strikt genomen misschien niet de juiste kwalificatie).
|
#5: Auteur: robidos
Geplaatst: zo 23 jun 2013 8:50
als het beding rechtsgeldigheid kent is het geen dwingend recht in de zin dat je het kunt stuiten. je kan dus wel gezamenlijk overeenkomen om het te verkorten, maar als de andere partij blijft stuiten is het wel opeisbaar.
|
#6: Auteur: pactasuntservanda
Geplaatst: zo 23 jun 2013 11:09
robidos schreef: | als het beding rechtsgeldigheid kent is het geen dwingend recht in de zin dat je het kunt stuiten. je kan dus wel gezamenlijk overeenkomen om het te verkorten, maar als de andere partij blijft stuiten is het wel opeisbaar.
 |
Het rechtszekerheidsbeginsel ligt toch ten grondslag aan artikel 3:310 BW? Kun je dan niet zeggen dat het oordeel moet luiden dat artikel 3:310 BW van dwingendrechtelijke aard is nu de wetgever het rechtszekerheidsbeginsel met dit wetsartikel wilde dienen?
|
#7: Auteur: DENNIS79
Geplaatst: ma 24 jun 2013 13:58
Ik ben van mening dat "dwingend recht" niet echt een eenduidige definitie heeft. Althans kun je de definitie nuanceren en daarmee een antwoord geven op deze stelling.
Tijdens mijn studie leerde ik dat dwingend recht een bepaling inhoudt waarvan niet afgeweken mag worden op straffe van nietigheid. Echter in de praktijk van het arbeidsrecht zijn er voldoende "dwingendrechtelijke bepalingen", waarvan toch afgeweken mag worden al dan niet op straffe van een andere sanctie dan (ver)nietig(baar)heid. Er zijn verschillende gradaties in aan te brengen, zoals eenzijdig dwingend recht, driekwart dwingend recht en semi dwingend recht.
Als je zo zou willen definiëren, dan zou art 3:310 mijns inziens als eenzijdig dwingend recht betiteld kunnen worden.
Het artikel is namelijk enkel "nuttig" voor de schuldenaar. De schuldeiser kan niet het voordeel verkrijgen van een langere verjaringstermijn. Afwijken van het artikel, zonder de straf van nietigheid, kan feitelijk enkel door de verjaringstermijn te verkorten, waarmee enkel de schuldenaar bevoordeeld wordt. Ofwel afwijking is mogelijk, maar dan alleen ten gunste van één van de partijen.
Je zou de afspraak om te verkorten misschien ook kunnen zien als een vorm van rechtsverwerking door de schuldeiser, in plaats van een verkorting van de termijn van het bewuste artikel. Ik durf echter niet zo snel te zeggen of dat echt een van belang zijnd verschil zou moeten zijn.
|
|