Beste allemaal,
Ik ben op dit moment onderzoek aan het doen naar de vraag onder welke voorwaarden het voor omwonenden van een bouwperceel mogelijk is een bouwverbod te vorderen bij de rechter op grond van artikel 3:296 BW indien bouwschade dreigt plaats te vinden.
Nu heb ik de vereisten voor het verkrijgen van een rechterlijk verbod helder. Dit geldt echter niet voor de betekenis van de tenzij-bepaling van artikel 3:296 BW.
Mijn vraag: is het mogelijk dat de tenzij-bepaling roet in het eten gooit bij het verkrijgen van een bouwverbod op grond van dreigende bouwschade?
Zelf ken ik geen wettelijke bepaling die een bouwverbod onder omstandigheden verbied. Ook kan ik me niet voorstellen dat de aard van de rechtsplicht - geen bouwschade toebrengen - een bouwverbod niet toelaat.
Dat de rechtshandeling in dit verband van geen betekenis is behoeft geen betoog.
Heeft iemand een idee of het toch mogelijk is dat de tenzij-bepaling een bouwverbod niet toelaat?
Dergelijke rechtspraak is mij niet bekend.
|