Zou iemand mij kunnen helpen bij deze casus?
Selecteer berichten van
# tot #
Afdrukken

Rechtenforum.nl -> Bachelor 1 / Propedeusejaar

#1: Zou iemand mij kunnen helpen bij deze casus? Auteur: Willekeurig BerichtGeplaatst: di 16 okt 2012 20:54
    —
Hallo,

Sinds ruim een maand studeer ik rechten en nu stuit ik bij het leren voor mijn eerste tentamen op wat vragen. Daarom was ik benieuwd of iemand mij zou kunnen helpen. Het gaat om de volgende casus:

1. A biedt per brief aan B dertig ton rietsuiker te koop aan. Het briefpapier van A vermeldt aan de voet: 'al onze aanbiedingen geschieden vrijblijvend'. Op 8 augustus ontvangt A van B een brief waarin het aanbod wordt aanvaard. Als A nog diezelfde dag verneemt dat een drastische verhoging van de rietsuikerprijzen te verwachten valt, zendt hij B een fax waarin hij zijn aanbod herroept.

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen?

Het antwoord volgens het boek is "neen", maar ik ben het daar niet mee eens. Volgens art. 6:219, lid 2 kan een vrijblijvend aanbod namelijk nog onverwijld na de aanvaarding geschieden. 'Diezelfde dag nog' vind ik niet onverwijld.

2. Op 7 maart ontvangt B een brief van A bevattende een aanbod tot het sluiten van een overeenkomst. Op 12 maart verzendt B een brief aan A waarin hij A's aanbod aanvaardt. Deze brief bereikt A op 14 maart. Op 11 maart heeft A een brief verzonden aan B waarin hij zijn aanbod herroept. Deze brief bereikt B op 13 maart.

Is er een overeenkomst tot stand gekomen, zo ja op welke datum?

Antwoord: ja, op 14 maart. Echter, volgens art. 6:219, lid 2 kan de herroeping slechts geschieden, zolang er geen mededeling, houdende de aanvaarding is verzonden. In deze casus is de herroeping echter al verzonden voordat de aanvaarding is verzonden. Moet ik dan de brief met de herroeping als verklaring zien en de brief met aanvaarding niet? Over een verklaring wordt in art. 3:37, lid 3 namelijk gezegd dat zij, om haar werking te hebben, de betreffende persoon moet hebben bereikt.

3. Een 14-jarige jongen zegt zijn lidmaatschap op bij zijn sportvereniging.

Is de opzegging door de jongen geldig, nietig of vernietigbaar?

A: vernietigbaar. Ik dacht echter dat de opzegging nietig was, omdat het hier volgens mij gaat om een eenzijdige rechtshandeling. Maar het zou ook kunnen zijn dat het is, omdat zijn ouders de lidmaatschap misschien betalen en hij zo als vertegenwoordiger optreedt, maar dit kon ik niet uit de casus halen.

4. A, 17 jaar, reeds enigszins grijs aan de slapen, koopt bij B een PC voor 4000 euro. A's vader stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst ingevolge art. 3:32 vernietigbaar is. B is van mening dat de overeenkomst geldig is aangezien hij er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat A meerderjarig was. B beroept zich op art. 3:35. Wie wint?

A: A's vader. Art. 3:35 beschermt wel tegen de gevolgen van het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil, maar niet wanneer de fidens redelijkerwijs niet kon weten dat de ander handelingsonbekwaam was. Dit kwam op mij juist over als 'verdediging' van B. Bovendien had ik in hetzelfde boek gelezen dat handelingsonbekwaamheid voorging. De vraag: geldt het opgewekt vertrouwen/gerechtvaardigd vertrouwen (is dit hetzelfde?) ook bij minderjarigen?

Ik weet dat dit een hele lap tekst is, maar ik hoop dat iemand me in ieder geval bij een van de casus kan helpen.

Alvast heel erg bedankt!

#2: Re: Zou iemand mij kunnen helpen bij deze casus? Auteur: Cavalien BerichtGeplaatst: di 16 okt 2012 22:57
    —
Willekeurig schreef:

1. A biedt per brief aan B dertig ton rietsuiker te koop aan. Het briefpapier van A vermeldt aan de voet: 'al onze aanbiedingen geschieden vrijblijvend'. Op 8 augustus ontvangt A van B een brief waarin het aanbod wordt aanvaard. Als A nog diezelfde dag verneemt dat een drastische verhoging van de rietsuikerprijzen te verwachten valt, zendt hij B een fax waarin hij zijn aanbod herroept.

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen?

Het antwoord volgens het boek is "neen", maar ik ben het daar niet mee eens. Volgens art. 6:219, lid 2 kan een vrijblijvend aanbod namelijk nog onverwijld na de aanvaarding geschieden. 'Diezelfde dag nog' vind ik niet onverwijld.


B heeft een korte tijd om het aanbod op zich te laten bezinnen. Hij hoeft niet direct na ontvangst van de aanvaarding zijn aanbod te herroepen. In mijn ogen geschiedde B's herroeping dan ook onverwijld na de aanvaarding.

Quote:

2. Op 7 maart ontvangt B een brief van A bevattende een aanbod tot het sluiten van een overeenkomst. Op 12 maart verzendt B een brief aan A waarin hij A's aanbod aanvaardt. Deze brief bereikt A op 14 maart. Op 11 maart heeft A een brief verzonden aan B waarin hij zijn aanbod herroept. Deze brief bereikt B op 13 maart.

Is er een overeenkomst tot stand gekomen, zo ja op welke datum?

Antwoord: ja, op 14 maart. Echter, volgens art. 6:219, lid 2 kan de herroeping slechts geschieden, zolang er geen mededeling, houdende de aanvaarding is verzonden. In deze casus is de herroeping echter al verzonden voordat de aanvaarding is verzonden. Moet ik dan de brief met de herroeping als verklaring zien en de brief met aanvaarding niet? Over een verklaring wordt in art. 3:37, lid 3 namelijk gezegd dat zij, om haar werking te hebben, de betreffende persoon moet hebben bereikt.


Zowel de aanvaarding als de herroeping zijn verklaringen. Echter, uit art. 6:219 lid 2 vloeit voort dat een herroeping niet kan geschieden als de aanvaarding al verstuurd was.

Quote:

3. Een 14-jarige jongen zegt zijn lidmaatschap op bij zijn sportvereniging.

Is de opzegging door de jongen geldig, nietig of vernietigbaar?

A: vernietigbaar. Ik dacht echter dat de opzegging nietig was, omdat het hier volgens mij gaat om een eenzijdige rechtshandeling. Maar het zou ook kunnen zijn dat het is, omdat zijn ouders de lidmaatschap misschien betalen en hij zo als vertegenwoordiger optreedt, maar dit kon ik niet uit de casus halen.


Je hebt gelijk dat het een eenzijdige rechtshandeling is. De rechtshandeling is echter gericht op een persoon, namelijk de vereniging, waardoor de rechtshandeling alsnog slechts vernietigbaar is.

Quote:

4. A, 17 jaar, reeds enigszins grijs aan de slapen, koopt bij B een PC voor 4000 euro. A's vader stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst ingevolge art. 3:32 vernietigbaar is. B is van mening dat de overeenkomst geldig is aangezien hij er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat A meerderjarig was. B beroept zich op art. 3:35. Wie wint?

A: A's vader. Art. 3:35 beschermt wel tegen de gevolgen van het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil, maar niet wanneer de fidens redelijkerwijs niet kon weten dat de ander handelingsonbekwaam was. Dit kwam op mij juist over als 'verdediging' van B. Bovendien had ik in hetzelfde boek gelezen dat handelingsonbekwaamheid voorging. De vraag: geldt het opgewekt vertrouwen/gerechtvaardigd vertrouwen (is dit hetzelfde?) ook bij minderjarigen?


Gerechtvaardigd vertrouwen beschermt enkel bij verklaringen of gedragingen. B beroept zich op art. 3:35, maar doordat het minderjarig zijn van A geen verklaring of gedraging is, beschermt dat artikel hem niet. A's vader kan de overeenkomst dan ook vernietigen.

#3: Re: Zou iemand mij kunnen helpen bij deze casus? Auteur: Willekeurig BerichtGeplaatst: wo 17 okt 2012 16:25
    —
Cavalien schreef:
Willekeurig schreef:

1. A biedt per brief aan B dertig ton rietsuiker te koop aan. Het briefpapier van A vermeldt aan de voet: 'al onze aanbiedingen geschieden vrijblijvend'. Op 8 augustus ontvangt A van B een brief waarin het aanbod wordt aanvaard. Als A nog diezelfde dag verneemt dat een drastische verhoging van de rietsuikerprijzen te verwachten valt, zendt hij B een fax waarin hij zijn aanbod herroept.

Is hier een overeenkomst tot stand gekomen?

Het antwoord volgens het boek is "neen", maar ik ben het daar niet mee eens. Volgens art. 6:219, lid 2 kan een vrijblijvend aanbod namelijk nog onverwijld na de aanvaarding geschieden. 'Diezelfde dag nog' vind ik niet onverwijld.


B heeft een korte tijd om het aanbod op zich te laten bezinnen. Hij hoeft niet direct na ontvangst van de aanvaarding zijn aanbod te herroepen. In mijn ogen geschiedde B's herroeping dan ook onverwijld na de aanvaarding.

Quote:

2. Op 7 maart ontvangt B een brief van A bevattende een aanbod tot het sluiten van een overeenkomst. Op 12 maart verzendt B een brief aan A waarin hij A's aanbod aanvaardt. Deze brief bereikt A op 14 maart. Op 11 maart heeft A een brief verzonden aan B waarin hij zijn aanbod herroept. Deze brief bereikt B op 13 maart.

Is er een overeenkomst tot stand gekomen, zo ja op welke datum?

Antwoord: ja, op 14 maart. Echter, volgens art. 6:219, lid 2 kan de herroeping slechts geschieden, zolang er geen mededeling, houdende de aanvaarding is verzonden. In deze casus is de herroeping echter al verzonden voordat de aanvaarding is verzonden. Moet ik dan de brief met de herroeping als verklaring zien en de brief met aanvaarding niet? Over een verklaring wordt in art. 3:37, lid 3 namelijk gezegd dat zij, om haar werking te hebben, de betreffende persoon moet hebben bereikt.


Zowel de aanvaarding als de herroeping zijn verklaringen. Echter, uit art. 6:219 lid 2 vloeit voort dat een herroeping niet kan geschieden als de aanvaarding al verstuurd was.

Quote:

3. Een 14-jarige jongen zegt zijn lidmaatschap op bij zijn sportvereniging.

Is de opzegging door de jongen geldig, nietig of vernietigbaar?

A: vernietigbaar. Ik dacht echter dat de opzegging nietig was, omdat het hier volgens mij gaat om een eenzijdige rechtshandeling. Maar het zou ook kunnen zijn dat het is, omdat zijn ouders de lidmaatschap misschien betalen en hij zo als vertegenwoordiger optreedt, maar dit kon ik niet uit de casus halen.


Je hebt gelijk dat het een eenzijdige rechtshandeling is. De rechtshandeling is echter gericht op een persoon, namelijk de vereniging, waardoor de rechtshandeling alsnog slechts vernietigbaar is.

Quote:

4. A, 17 jaar, reeds enigszins grijs aan de slapen, koopt bij B een PC voor 4000 euro. A's vader stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst ingevolge art. 3:32 vernietigbaar is. B is van mening dat de overeenkomst geldig is aangezien hij er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat A meerderjarig was. B beroept zich op art. 3:35. Wie wint?

A: A's vader. Art. 3:35 beschermt wel tegen de gevolgen van het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil, maar niet wanneer de fidens redelijkerwijs niet kon weten dat de ander handelingsonbekwaam was. Dit kwam op mij juist over als 'verdediging' van B. Bovendien had ik in hetzelfde boek gelezen dat handelingsonbekwaamheid voorging. De vraag: geldt het opgewekt vertrouwen/gerechtvaardigd vertrouwen (is dit hetzelfde?) ook bij minderjarigen?


Gerechtvaardigd vertrouwen beschermt enkel bij verklaringen of gedragingen. B beroept zich op art. 3:35, maar doordat het minderjarig zijn van A geen verklaring of gedraging is, beschermt dat artikel hem niet. A's vader kan de overeenkomst dan ook vernietigen.


Heel erg bedankt voor het reageren. Ik ben er alleen nog niet helemaal uit. Over 1 valt naar mijn mening te twisten, maar dit neem ik voor lief. 3 is voor mij nu helemaal duidelijk. Bij 4 heb ik me vergist met de regelingen voor mensen met een geestelijke stoornis. Van 2 vermoed ik dat ik het begrijp, maar ik wil het toch nog even controleren.

2: Voor een verklaring om zijn werking te hebben, moet hij aankomen bij de geadresseerde. Voor een geslaagde herroeping, moet de herroeping zijn werking hebben, dus zijn aangekomen, voordat de aanvaarding is verzonden. De aanvaarding krijgt dus eigenlijk een soort van voorrang. Klopt dit?

#4:  Auteur: marja.verstralen BerichtGeplaatst: wo 17 okt 2012 17:30
    —
U begrijpt het goed.

- 11 maart verzending herroeping.
- 12 maart verzending aanvaarding.
- 13 maart herroeping bereikt B.
- 14 maart aanvaarding bereikt A.

Op grond van art. 3:37 lid 3 BW heeft de herroeping haar werking op 13 maart, als ze B bereikt. Maar op grond van art. 6:219 lid 2 BW moest de herroeping vóór 12 maart - verzendingsdatum van de aanvaarding - haar werking hebben. Dus is te laat herroepen.
Op 14 maart heeft op grond van art. 3:37 lid 3 BW de aanvaarding haar werking en komt de overeenkomst tot stand.


Vergeet bij de vernietigbaarheid van de opzegging van het abonnement op de sportschool niet art. 3:32 lid 2 eerste zin BW te noemen.

#5:  Auteur: Willekeurig BerichtGeplaatst: do 18 okt 2012 12:53
    —
marja.verstralen schreef:
U begrijpt het goed.

- 11 maart verzending herroeping.
- 12 maart verzending aanvaarding.
- 13 maart herroeping bereikt B.
- 14 maart aanvaarding bereikt A.

Op grond van art. 3:37 lid 3 BW heeft de herroeping haar werking op 13 maart, als ze B bereikt. Maar op grond van art. 6:219 lid 2 BW moest de herroeping vóór 12 maart - verzendingsdatum van de aanvaarding - haar werking hebben. Dus is te laat herroepen.
Op 14 maart heeft op grond van art. 3:37 lid 3 BW de aanvaarding haar werking en komt de overeenkomst tot stand.


Vergeet bij de vernietigbaarheid van de opzegging van het abonnement op de sportschool niet art. 3:32 lid 2 eerste zin BW te noemen.


Ik zal het niet vergeten. Heel erg bedankt!



Rechtenforum.nl -> Bachelor 1 / Propedeusejaar

Tijden zijn in GMT + 2 uur

Pagina 1 van 1

© 2003 - 2005 Rechtenforum.nl