|
Auteur |
Bericht |
thenose1
Leeftijd: 40 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UvT
Berichten: 9
|
Geplaatst: do 22 nov 2007 0:39 Onderwerp: Herziening |
|
|
Geachte medejuristen,
Als student heb ik een vraag. Voor het vak strafrecht moeten voor het tentamen enkele actuele arresten bestudeerd worden, en je weet van tevoren niet waar de vragen over komen (uiteraard). Bijna alle arresten kan ik begrijpen, maar 1 arrest snap ik niet. Ik zie het belang niet, wat er opvallend aan is en waarom we het moeten bestuderen. Kan iemand het een en ander verklaren?
Alvast enorm bedankt!
Arrest:
http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BB2749 |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: do 22 nov 2007 1:05 Onderwerp: |
|
|
inhoudsindicatie schreef: | Herziening. 1. Bij de beoordeling van de aanvrage dient te worden vooropgesteld dat onverenigbaarheid van een uitspraak van de ABRvS enerzijds en een strafvonnis anderzijds geen grond voor herziening van een strafvonnis oplevert. 2. Van de in de uitspraak van de ABRvS en de beslissing van de minister van VROM vastgestelde feiten en omstandigheden kan niet worden gezegd dat deze de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken niet bekend waren. Het aangevoerde kan derhalve niet tot herziening leiden. |
1. Eén van de mogelijke gronden voor herziening is onverenigbaarheid met de bewezenverklaring in een ander in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest (art. 457 lid 1 sub 1 Sv). Deze grond mag je blijkbaar niet zo uitleggen dat onverenigbaarheid met een onherroepelijke uitspraak van de ABRvS er ook onder valt. Zie rov. 3.5.
2. Een andere herzieningsgrond is het bestaan van een novum (art. 457 lid 1 sub 2 Sv). Dat is een omstandigheid die de strafrechter niet bekend was, en waarvan moet worden aangenomen dat de rechter anders tot een andere beslissing was gekomen. Blijkbaar gelden een (latere) uitspraak van de ABRvS en een (ook latere) beslissing van de minister van VROM niet als nova, als die uitspraak en beslissing gebaseerd zijn op (een andere waardering van) bewijsmiddelen die de strafrechter bij de terechtzitting wel bekend waren. Zie rov. 3.8. In rov. 3.9 herhaalt de HR nog eens dat de feiten en omstandigheden waarop de uitspraak en de beslissing zijn gebaseerd, de strafrechter wél bekend waren (en die feiten en omstandigheden zijn dus zelf ook geen nova).
BF _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
Marco Knol
Leeftijd: 55 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UU
Berichten: 598
|
Geplaatst: do 22 nov 2007 5:47 Onderwerp: |
|
|
bona fides schreef: | 1. Eén van de mogelijke gronden voor herziening is onverenigbaarheid met de bewezenverklaring in een ander in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest (art. 457 lid 1 sub 1 Sv). Deze grond mag je blijkbaar niet zo uitleggen dat onverenigbaarheid met een onherroepelijke uitspraak van de ABRvS er ook onder valt. Zie rov. 3.5. | Sterker nog, alleen als twee strafrechters strijdige vonnissen uitspreken is dat een probleem. Als een strafrechter iets anders uitspreekt dan een bestuursrechter, civiele rechter of wat ook, gaat kennelijk het vonnis van de strafrechter voor. Als het tenminste enkel en alleen gaat om de waardering van aan de strafrechter bekende feiten. Toch wel typisch.
Je kunt je natuurlijk afvragen waarom. _________________ Gelijk hebben is niet hetzelfde als bewijs hebben. |
|
|
|
 |
thenose1
Leeftijd: 40 Geslacht:  Sterrenbeeld:  Studieomgeving (BA): UvT
Berichten: 9
|
Geplaatst: ma 26 nov 2007 23:03 Onderwerp: |
|
|
Bedankt beiden, het wordt me wat duidelijker!
Die laatste vraag is inderdaad interessant, benieuwd waarom dat zo is, want het lijkt mij ook typisch. |
|
|
|
 |
bona fides
Geslacht: 
Studieomgeving (BA): UL Studieomgeving (MA): UL Berichten: 22911
|
Geplaatst: ma 26 nov 2007 23:51 Onderwerp: |
|
|
thenose1 schreef: | Bedankt beiden, het wordt me wat duidelijker!
Die laatste vraag is inderdaad interessant, benieuwd waarom dat zo is, want het lijkt mij ook typisch. |
Het flauwe antwoord is: zo staat het in de wet. De HR legt art. 457 lid 1 sub 2 Sv zeer beperkt uit, dus dan wekt het geen verbazing dat sub 1 niet extensief wordt uitgelegd.
Verder ligt het voor de hand om op te merken dat in een strafproces bij de waardering van de feiten andere maatstaven worden gehanteerd dan in een civiel of bestuursrechtelijk proces. Alleen is dat niet zo'n overtuigend argument uit het oogpunt van waarheidsvinding. Je zou immers verwachten dat een strafrechter juist minder snel zal concluderen dat de verdachte "het heeft gedaan" dan een andere rechter. Als dan vervolgens blijkt, zoals hier, dat een bestuursrechter impliciet tot het oordeel komt dat de verdachte onschuldig is, dan weet je dat:
1. of de bestuursrechter kent feiten die de strafrechter niet kende,
2. of de bestuursrechter kende twijfel waar de strafrechter die niet kende.
In het eerste geval (dat zich hier niet voordeed) is herziening mogelijk. In het tweede geval heb je een situatie die in strijd is met het uitgangspunt dat de strafrechter eerder zou moeten twijfelen dan een andere rechter. Dus er is wel iets voor te zeggen om ook in geval 2 herziening mogelijk te maken.
Aan de andere kant gebeurt het natuurlijk wel vaker dat twee rechters tot een andere slotsom komen over de bewijsvraag. Bijvoorbeeld een verdachte die door de rechtbank wordt vrijgesproken, maar in hoger beroep door het hof wordt veroordeeld. Wanneer dit verschil puur in het waarderen van dezelfde feiten zit: hoe kan dat? Je maakt mij niet wijs dat een raadsheer bij het hof een veel scherpere neus heeft voor het waarderen van feiten dan een rechter bij de rechtbank. Toch heeft het hof in zo'n geval het laatste woord.
Art. 457 lid 1 sub 1 Sv maakt een "papieren" consistentie mogelijk tussen finale uitspraken van strafrechters. De bepaling biedt enige rechtsbescherming, maar lijkt mij vooral de uitwerking van een theoretisch concept. _________________ Hanc marginis exiguitas non caperet. |
|
|
|
 |
|