Wet afschaffing doodstraf

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-09-1886 t/m heden

Wet van 17 september 1870, tot afschaffing der doodstraf

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de doodstraf af te schaffen, met het na te melden voorbehoud ten aanzien van de militaire strafwetten;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 2

  • 1 De doodstraf wordt mede afgeschaft in de gevallen, waarin zij door de militaire strafwetten wordt bedreigd, doch alleen ten aanzien van misdrijven in tijd van vrede en niet voor den vijand gepleegd.

  • 2 Niettemin blijft de doodstraf gehandhaafd in alle gevallen van oproer, opstand, zamenzwering, zamenrotting of muiterij, voorzien bij de artt. 85 tot 92 van het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te water, voor zooverre deze misdrijven aan boord worden gepleegd in volle zee of in den vreemde ook in tijd van vrede.

Artikel 7

De doodstraf, door de militaire strafwetten bedreigd, wordt, in de gevallen, voorzien bij het eerste lid van art. 2, vervangen:

die met den strop door militaire gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren;

die met den kogel door militaire gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's Gravenhage , den 17den September 1870

WILLEM.

De Minister van Justitie,

VAN LILAAR.

De Minister van Oorlog,

J. J. VAN MULKEN.

De Minister van Marine,

BROCX.

Uitgegeven den negentienden September 1870.

De Minister van Justitie,

VAN LILAAR.

Naar boven