Uitvoeringswet Verdrag tot afschaffing vereiste legalisatie buitenlandse openbare akten

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 08-10-1965 t/m heden

Wet van 10 maart 1965, houdende uitvoering van het op 5 oktober 1961 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voorzieningen te treffen tot uitvoering van het op 5 oktober 1961 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

Indien ten aanzien van een in Nederland opgemaakt stuk, waarop van toepassing is het op 5 oktober 1961 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten, een apostille wordt verlangd, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van dat Verdrag zijn tot afgifte van die apostille bevoegd de griffiers van de arrondissementsrechtbanken.

Artikel III

Deze wet treedt in werking tegelijk met de inwerkingtreding voor Nederland van het in artikel I genoemde Verdrag.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 10 maart 1965

JULIANA.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. LUNS.

Uitgegeven de vijfentwintigste maart 1965.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.

Naar boven