Uitvoeringswet E.G.-verordening inzake het Gemeenschapsmerk

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Wet van 26 maart 1998 tot uitvoering van de verordening van de Raad van de Europese Unie inzake het Gemeenschapsmerk betreffende de aanwijzing van de nationale autoriteit voor het exequatur en de bevoegde rechtbank (Uitvoeringswet E.G.-verordening inzake het Gemeenschapsmerk)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat op grond van artikel 82, tweede lid, van de verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PbEG 1994, L11), een nationale autoriteit voor het exequatur moet worden aangewezen en op grond van artikel 91 van die verordening een zo gering mogelijk aantal rechterlijke instanties moet worden aangewezen voor het beslechten van geschillen inzake inbreuk en geldigheid van Gemeenschapsmerken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder verordening: de verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PbEG 1994, L11).

Artikel 2

In afwijking van artikel 994 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wordt een beslissing van het Bureau, bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de verordening, aangemerkt als een beslissing gegeven door de rechter van een vreemde Staat als bedoeld in artikel 985 van eerdergenoemd wetboek.

Artikel 3

Voor alle vorderingen als bedoeld in artikel 92 van de verordening is in eerste aanleg uitsluitend bevoegd de rechtbank Den Haag en in kort geding, de voorzieningenrechter van de rechtbank die op grond van artikel 4.6 van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) bevoegd is.

Artikel 4

Op de behandeling van vorderingen als bedoeld in artikel 92 van de verordening die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangig zijn gemaakt, blijft het recht zoals het gold voor dat tijdstip van toepassing.

Artikel 5

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 maart 1998

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de negende april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven