|
Afdrukken Rechtenforum.nl -> Strafrecht |
Geplaatst: wo 10 mei 2017 20:41—
|
In de literatuur wordt regelmatig het standpunt ingenomen, dat bij passief DNA-verwantschapsonderzoek (het bij toeval vinden van gedeeltelijke DNA-matches) aan dezelfde voorwaarden behoeft te worden voldaan als bji een "klassiek" DNA-onderzoek - en dus bij passieve DNA-verwantschapsonderzoeken (slechts) de voorwaarden van art. 151a Sv gelden.
Ondanks dat in art. 151a Sv echter juist geen opsomming van bepaalde strafbare feiten te vinden is, diens verdenking het klassieke DNA-onderzoek pas mogelijk zou maken (en daar evenmin een minimaal verdachtsgraad genoemd wordt), zijn talloze schrijvers toch van opvatting dat de voorwaarde voor een rechtmatig passief DNA-verwantschapsonderzoek de verdenking voor een strafbaar feit is, waarvoor voorlopige hechtenis kan worden opgelegd. Deze opvatting wordt ook in kamerstukken regelmatig vertolkt. Waar in de wet is deze voorwaarde van een verdenking voor een strafbaar feit, waarop voorlopige hechtenis kan worden opgelegd, voor passief DNA-verwantschapsonderzoeken te vinden? Kennelijk niet in art. 151a Sv - maar waar dan? |
|
Rechtenforum.nl -> Strafrecht
Tijden zijn in GMT + 2 uur |
|
|
© 2003 - 2005 Rechtenforum.nl