Gebruikersnaam:   Wachtwoord:   Gratis Registreren | Wachtwoord vergeten?
Rechtenforum.nl
Rechtenforum.nl Rechtenforum.nl
 
Controle paneel
Registreren Registreren
Agenda Agenda
Help Help
Zoeken Zoeken
Inloggen Inloggen

Partners
Energie vergelijken
Internet vergelijken
Hypotheekadviseur
Q Scheidingsadviseurs
Vergelijk.com

Rechtsbronnen
Rechtspraak
Kamervragen
Kamerstukken
AMvBs
Beleidsregels
Circulaires
Koninklijke Besluiten
Ministeriële Regelingen
Regelingen PBO/OLBB
Regelingen ZBO
Reglementen van Orde
Rijkskoninklijke Besl.
Rijkswetten
Verdragen
Wetten Overzicht

Wettenbundel
Awb - Algm. w. best...
AWR - Algm. w. inz...
BW Boek 1 - Burg...
BW Boek 2 - Burg...
BW Boek 3 - Burg...
BW Boek 4 - Burg...
BW Boek 5 - Burg...
BW Boek 6 - Burg...
BW Boek 7 - Burg...
BW Boek 7a - Burg...
BW Boek 8 - Burg...
FW - Faillissement...
Gemw - Gemeente...
GW - Grondwet
KW - Kieswet
PW - Provinciewet
WW - Werkloosheid...
Wbp - Wet bescherm...
IB - Wet inkomstbel...
WAO - Wet op de arb..
WWB - W. werk & bij...
RV - W. v. Burgerlijk...
Sr - W. v. Strafrecht
Sv - W. v. Strafvor...

Visie
Werkgevers toch ...
Waarderingsperik...
Het verschonings...
Indirect discrim...
Een recht op ide...
» Visie insturen

Rechtennieuws.nl
Loods mag worden...
KPN bereikt akko...
Van der Steur wi...
AKD adviseert de...
Kneppelhout beno...
» Nieuws melden

Snellinks
EUR
OUNL
RuG
RUN
UL
UM
UU
UvA
UvT
VU
Meer links

Rechtenforum
Over Rechtenforum
Maak favoriet
Maak startpagina
Mail deze site
Link naar ons
Colofon
Meedoen
Feedback
Contact

Recente topics
Klacht tegen a...
Contact en str...
proces verbaal...
Res Nullius ?
180-dagen rege...

Carrière
Boekel De Nerée
CMS DSB

Content Syndication


 
»
Geef mij meer fatsoen en minder recht!
Geplaatst: di 28 dec 2004 23:04
Auteur: Prof. John Griffiths
Visie  Attendeer mij op nieuwe reacties op deze visie  Maak favoriet  Printvriendelijk  E-mail vriend(in)  Download als PDF
vr 10 dec 2004 4:59 Auteursrecht tussen droom en daad  do 10 mrt 2005 15:38 Student hoeft zich niet neer te leggen bij slecht cijfer

De vrijheid van meningsuiting is voor een democratische samenleving fundamenteel. Daar kan iedereen het snel over eens worden. Maar wat dat fundamentele recht inhoudt en waar het ophoudt, daar begint de onenigheid. Theo van Gogh heette in de dagen na zijn dood een held van de vrijheid van meningsuiting. Daarna zag men in dat hij van dat recht weliswaar luidkeels gebruikt maakte, maar het recht zelf geen dienst had bewezen. Vorige week luidde de mening dat hij er misbruik van had gemaakt waarvoor strafvervolging op zijn plaats zou zijn. En deze week blijkt dat het artikel dat ‘godslastering’ strafbaar maakt beter verwijderd kan worden uit het Wetboek van Strafrecht. Er is toch iets grondig mis in een zo verwarde publieke discussie over wat heet een fundament van onze samenleving. Politici, juristen (en rechters) en burgerij lijken nauwelijks vertrouwd te zijn met de elementaire kenmerken van de vrijheid van meningsuiting.

De essentie van de vrijheid van meningsuiting is dat de overheid (inclusief de rechter) de inhoud van uitingen niet mag toetsen. Het kan kennelijk niet vaak genoeg benadrukt worden dat het daarbij vooral gaat om “the thought we hate” – immers, uitingen die geen sterke afkeer oproepen hebben geen bescherming van een fundamenteel recht nodig. De vrijheid van meningsuiting beschermt gevaarlijke, schandalige, provocerende, grievende uitingen: ‘er is geen holocaust geweest’, ‘zwarten zijn minder intelligent dan blanken’, ‘homo’s zijn erger dan dieven’, ‘het KNIL lijkt op de SS’, enzovoorts. Het lijdt geen twijfel dat vele mensen door dergelijke uitingen ernstig gekwetst of van hun zekerheden beroofd kunnen worden, en meestal is dat de bedoeling. De ervaring van vele eeuwen leert echter dat vrije meningsvorming en de publieke discussie van kwesties van algemeen belang zich niet verenigen met rechterlijke toetsing van de inhoud of de bewoordingen van wat te berde wordt gebracht. De schade die het vrije woord ongetwijfeld berokkent is de prijs die betaald moet worden voor het grootste rechtsgoed dat een vrije samenleving kent.

Godsdienst neemt in dit alles geen bijzondere positie in. Voorzover het uitingen betreft voegt de vrijheid van godsdienst weinig toe aan de vrijheid van meningsuiting. Een uiting die niet beschermd is door de vrijheid van meningsuiting – bijvoorbeeld omdat het om “fighting words” gaat die onmiddellijk zelfverdedigende agressie oproepen - geniet niet alsnog bescherming alleen omdat men zich op een heilige tekst beroept. Immers, zoiets zou niet kunnen zonder een oordeel te vellen met betrekking tot de autoriteit en de juiste interpretatie van die tekst, zaken waar de staat en de rechter zeker buiten moeten blijven. Dus toen Van Dijke zich op de bijbel beriep om zijn kwetsende opmerkingen over homo’s te rechtvaardigen, heeft de rechter dit verweer ten onrechte geaccepteerd (maar een beroep op vrijheid van meningsuiting had wel moeten slagen). Indien Osservatore Romano het recht heeft van het Groningse protocol voor levensbeëindiging bij ernstig lijdende pasgeborenen te beweren dat het om ‘nazi’ praktijken plaatsvinden, dan is dit niet omdat de Paus dat vindt, maar omdat hoe absurd en kwetsend ook, wat het recht betreft zoiets gezegd mag worden.

Het omgekeerde geldt ook: godsdienst biedt geen extra bescherming tegen kwetsende uitingen. Lelijke dingen die men naar het hoofd geslingerd kan krijgen zonder dat de staat tussenbeide mag komen kunnen niet strafbaar gesteld worden alleen omdat ze over een god of een godsdienst of een groep gelovigen gaan. De “uitwassen uit de hel” aan het adres van het christelijke geloof die de grootvader van onze Minister van Justitie met het strafrecht wou bestrijden (achteraf gezien, tamelijk milde uitingen van het toenmalige communisme, waar niemand heden ten dage van op zou kijken), zijn goedbeschouwd even beschermd door de vrijheid van meningsuiting als de nog veel grovere en minder verdedigbare dingen die sommigen thans over de Islam en over ‘de moslims’ zeggen en die de huidige Minister van Justitie kennelijk wil verbieden. Een belangrijke eigenschap van een burger in een democratische samenleving is dat hij of zij over een behoorlijke olifantenhuid en relativeringsvermogen beschikt. En waarom zou een gekrenkt godsdienstig gevoelen een grotere claim hebben op overheidsbescherming dan gevoelens van nationale trots, van kwetsbaarheid wegens ras of seksuele geaardheid of lichamelijk handicap, van politieke of wetenschappelijke overtuiging?

Stel dat het niet zo was. De staat die godsdienst een extra bescherming wil geven moet wel kunnen definiëren wat een ‘godsdienst’ is. De Minister lijkt niet nagedacht te hebben over het feit dat een groot deel van de wereldbevolking geen monotheistische godsdienst aanhangt. Is het zijn bedoeling dat christenen, joden en moslims voortaan de lelijke dingen over de vele goden van het Hindoeïsme (en van allerlei godsdiensten in Afrika, Voodoo, Winti, enz.), waar ze sinds het Oude Testament in grossieren, niet meer mogen zeggen? En hoe zit het met ‘godsdiensten’ zonder een ‘god’ zoals het Boeddhisme – mag je over Boeddha alles zeggen maar niet over Mohammed? En de niet-gelovigen: mag je vrijelijk over hen en hun overtuiging lelijke dingen zeggen die verboden zijn in het geval van gelovigen? Kortom, het hele idee van bijzondere bescherming voor ‘godsdiensten’ tegen kwetsende uitingen is lijnrecht in strijd niet alleen met de vrijheid van meningsuiting maar met de vrijheid van godsdienst zelf. Als er een ding is dat de vrijheid van godsdienst de staat verbiedt, dan is dat het uitmaken wat hoort tot een godsdienst en wat niet.

Wat dan te doen aan het ‘misbruik’ dat mensen zoals Van Dijke, Fortuyn, Van Gogh, Hirsi Ali, Wilders en Osservatoro Romano ontegenzeggelijk van het recht van vrije meningsuiting maken? Om te beginnen, erkennen dat ‘misbruik’ ook ‘gebruik’ is: het recht blijft onverminderd gelden. De staat (en dus ook de rechter) mag dergelijke uitingen niet toetsen, niet bestraffen, niet betrekken bij ‘belangenafwegingen’. Het is gewoon niet aan de staat om te bepalen wat de burger mag zeggen of horen.

Ten tweede moet nagedacht worden over waar precies het ‘misbruik’ uit bestaat. Niet de gedachte die ten grondslag ligt aan de uiting. De gedachte dat het christelijke en het islamitische geloof verwerpelijk zijn moet onderwerp van discussie kunnen zijn. Evenals de gedachte dat homoseksualiteit een ‘afwijking’ (Freud) of een ‘zonde’ is. Het ‘misbruik’ zit in de onnodig kwetsende wijze waarop een gedachte wordt geuit. En het ‘onnodige’ zit niet in de pijn die de gedachte zelf doet, maar in het ontbreken van enige communicatieve meerwaarde in de woorden of beelden die nodeloze pijn toevoegen: schuttingtaal, beladen termen zoals ‘nazi’, heilige teksten op blote lijven, enzovoorts.

De verruwing van het publieke debat is een beangstigende maatschappelijke kwaal aan het worden. Het debat zelf lijdt daar onder, kwetsbare groepen worden nog meer in hun schulp gedreven, gevoelens worden gekrenkt zonder dat daar enige rechtvaardiging voor is, en agressieve taal lokt fysieke agressie uit. Toch mag de overheid hier niets tegen doen. Zijn we dan overgeleverd aan de barbaren?

Nee, want er is immers ook zoiets als ‘normen en waarden’. Liever zou ik willen spreken van fatsoen want ik weet bij benadering wat dat is en waarom ik er een voorstander van ben. Sommige dingen waar je het ‘recht’ toe hebt doe je als fatsoenlijk mens toch niet; sommige woorden die niet strafrechtelijk vervolgd kunnen worden zeg je toch niet. Als fatsoenlijk mens heb je ook verschillende middelen tot je beschikking om de voortschrijdende verruwing te bestrijden. Zo kan je je stem onthouden aan partijen (LPF, VVD) die dergelijke dingen door hun vertegenwoordigers laten zeggen. Je zou kunnen overwegen je abonnement op een krant die, daar waar het geen nieuwswaarde toevoegt, bij het kond doen van pijnlijke gedachten tevens de kwetsende bewoordingen die daarbij werden gebezigd letterlijk weergeeft (momenteel doen vrijwel alle kranten in Nederland dit, inclusief de ‘kwaliteitskranten’). Je zou ook je lidmaatschap kunnen opzeggen van een omroepvereniging die zich op de meest onaantrekkelijke lusten van haar toeschouwers richt, mede door telkens weer razende en tierende schreeuwlelijken uit te nodigen hun gal te spuwen over deze of gene kwetsbare groep. Dit alles doe je natuurlijk met mate.

De lawine van protesten die de voorgaande alinea van vrijheidlievende mensen zal oogsten is mij bekend. Het is allemaal gevaarlijk, hoe trek je de grenzen, mensen kunnen toch van mening verschillen over dit soort dingen, enzovoorts, enzovoorts. Ze lijken niet door te hebben dat ik het over fatsoen heb, niet over recht.

De mogelijkheid om op een goede wijze om te gaan met het probleem van grenzen-trekken is juist het aardige van fatsoen. Als fatsoenlijke mens kan je je uitingen aanpassen aan het incasseringsvermogen van het doelwit van je gedachten. De leden van sommige migrantengroepen behoren tot de meest kwetsbare mensen in onze samenleving. Een fatsoenlijk mens houdt daar rekening mee in de wijze waarop hij of zij voor hen bedreigende meningen formuleert. Inheemse blanke mannen vormen het andere uiteinde, daarover kan je vrij krasse taal gebruiken zonder het risico ze onnodig te kwetsen. Vrouwen en homo’s zitten tussenin maar verhuizen in de richting van de blanke mannen. Moslims lijken momenteel in de omgekeerde richting te verhuizen.

Het recht moet daarentegen alle slachtoffers ‘gelijk’ behandelen. Zo heeft staatssecretaris Verdonk onlangs gesteld, dat analfabete, arme Turkse vrouwen wier verblijfsstatus in toenemende mate ter discussie wordt gesteld, hetzelfde incasseringsvermogen moeten hebben als alle andere mensen. Als je deze op het eerste gezicht weerzinwekkend wrede opmerking een welwillende interpretatie wilt geven, dan is het dit: het recht kan met verschillen in feitelijke kwetsbaarheid geen rekening houden. Dat is grotendeels waar, maar als fatsoenlijk mens kan je je best doen wèl rekening te houden met de feitelijke levenssituatie van de mensen waar je je in het openbaar over uitlaat. Dat geldt overigens ook voor de staatssecretaris zelf. Een fatsoenlijke overheid geeft zelf het goede voorbeeld; dit is een van de weinige dingen die zij mag doen om een klimaat van respect en goed fatsoen te bevorderen. Tegenwoordig schiet het daar regelmatig te kort.

Een ander voordeel van fatsoen is dat de overheid er geen monopolie op heeft, dat er geen wetboek voor is. Fatsoen moet gepraktiseerd worden door 16 miljoen mensen, die niet allemaal dezelfde lijn zullen trekken maar wel met elkaar in gesprek blijven. Er is geen opperste moraalrechter om de fatsoenseenheid te bewaken. Fatsoen is iets als taal: wij houden het met z’n allen in stand en met z’n allen doen we het gradueel veranderen. Het mooiste is dat dit geschiedt door gesprekken over wat goed fatsoen onder specifieke omstandigheden precies vereist. Zo merk ik dat onder mijn kennissen mijn mening dat de schuttingtaal van Van Gogh door de kranten en de TV beter niet verspreid had moeten worden veel instemming oogst, terwijl de meeste het niet met me eens zijn dat ‘Submission’ een verwerpelijke film is die de VPRO niet had mogen uitzenden. Het verschil van inzicht leidt tot goede gesprekken. Zo houden we met elkaar het fatsoen hoog en levendig.

John Griffiths, Groningen, 30 november 2004

Met toestemming van NJB gepubliceerd.
Eerder verschenen in NJB 2004 nr. 45/46, p. 2336-2337.


Visie | Een visie insturen | Maak favoriet | E-mail vriend(in) | Download als PDF
vr 10 dec 2004 4:59 Auteursrecht tussen droom en daad  do 10 mrt 2005 15:38 Student hoeft zich niet neer te leggen bij slecht cijfer
Meer visies
Reacties

Er zijn nog geen reacties op deze visie.


Agenda 


Home | Over Rechtenforum.nl | Agenda | Visie | Downloads | Links | Mail deze site | Contact

Sites: Rechtennieuws.nl | Jure.nl | Maxius.nl | Parlis.nl | Rechtenforum.nl | Juridischeagenda.nl | Juridica.nl | MijnWetten.nl | AdvocatenZoeken.nl

© 2003 - 2018 Rechtenforum.nl | Gebruiksvoorwaarden | Privacyverklaring | RSS feeds