Besluit vaststelling nieuwe regeling landsadvocatuur

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 10-04-1965 t/m heden

Besluit van 2 april 1965, houdende intrekking van het KB van 1 augustus 1879, nr. 26, alsmede de vaststelling van een nieuwe regeling inzake de landsadvocatuur

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, mede namens zijn ambtgenoot van Financiën, van 15 januari 1965, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 17/665;

Overwegende, dat het wenselijk is het Koninklijk besluit van 1 augustus 1879, nr. 26, in te trekken en een regeling te treffen omtrent de verlening van de titels van landsadvocaat en plaatsvervangend landsadvocaat en de intrekking daarvan;

De Raad van State gehoord (advies van 10 februari 1965, nr. 22);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 11 maart 1965, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 111/665 en van Onze Minister van Financiën, van 25 maart 1965, nr. 204, Afdeling Kabinet en Personeel;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Het Koninklijk besluit van 1 augustus 1879, nr. 26, zoals dit is gewijzigd laatstelijk bij Ons besluit van 10 april 1963, nr. 28, wordt ingetrokken.

Artikel 2

Aan de advocaat, die geregeld voor de Staat als zodanig optreedt, kunnen Wij de titel van landsadvocaat verlenen. Wij kunnen te allen tijde de verlening van deze titel intrekken.

Artikel 3

Onze Minister van Justitie kan, na overleg met de landsadvocaat, aan andere advocaten de titel van plaatsvervangend landsadvocaat verlenen. Onze Minister van Justitie kan te allen tijde, na overleg met de landsadvocaat, de verlening van de titel van plaatsvervangend landsadvocaat intrekken.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag, volgende op die van de dagtekening van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 2 april 1965

JULIANA.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.

De Minister van Financiën,

H. J. WITTEVEEN.

Uitgegeven de achtste april 1965.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.

Naar boven