Besluit inzake het onderzoek naar buitenlandse contacten van aspirant-adoptiefouders

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-10-1998 t/m heden

Besluit van 18 mei 1995, houdende vaststelling van maatstaven die bij het in artikel 7a, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen bedoelde onderzoek dienen te worden gehanteerd

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 7 februari 1995, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 479580/95/6;

Gelet op artikel 7a van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen;

De Raad van State gehoord (advies van 11 april 1995, No. W03.95.0057);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 11 mei 1995, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 492792/95/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Het in artikel 7a, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie bedoelde onderzoek naar de zuiverheid en zorgvuldigheid van handelen van autoriteiten, instellingen of personen in het buitenland, van wier activiteiten de aspirant-adoptiefouders gebruik wensen te maken, heeft in elk geval betrekking op:

    • a. de bevoegdheden, de vakbekwaamheid en het werkterrein van deze autoriteiten, instellingen of personen alsmede de wijze waarop zij bij de centrale overheid van de desbetreffende Staat bekend staan;

    • b. de verslaglegging en de administratie van hun activiteiten;

    • c. de voor de door hen geboden diensten gevraagde vergoeding;

    • d. de gegevens met betrekking tot de identiteit en de herkomst van door hen voor opneming door aspirant-adoptiefouders buiten de Staat van herkomst in aanmerking gebrachte kinderen, de wijze waarop deze daarvoor in aanmerking zijn gekomen en de wijze waarop de afstand door de ouders is of zal worden geregeld;

    • e. de gegevens met betrekking tot de inspanningen die worden verricht ten einde plaatsing van onder d. bedoelde kinderen in de Staat van herkomst te bewerkstelligen en, voor zover vereist, de instemming van de bevoegde autoriteiten met de opneming van deze kinderen door aspirant-adoptiefouders buiten deze Staat;

    • f. de gegevens betreffende de lichamelijke en de geestelijke gezondheid van onder d. bedoelde kinderen.

    • g. de vraag of ook overigens de wettelijke voorschriften van de Staat van herkomst van onder d. bedoelde kinderen in acht zijn genomen.

  • 2 Indien het onderzoek betrekking heeft op rechtspersonen met enig openbaar gezag bekleed, is het eerste lid zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

Voor het overige worden bij het onderzoek zodanige maatstaven gehanteerd dat redelijkerwijs verzekerd is dat aan de door de Nederlandse wet gestelde vereisten voor opneming van buitenlandse kinderen zal worden voldaan.

Artikel 3

Indien het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen en van de Pleegkinderenwet tot wet wordt verheven en in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit inzake het onderzoek naar buitenlandse contacten van aspirant-pleegouders.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 mei 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Uitgegeven de dertigste mei 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven