Uitvoeringswet EEG-Executieverdrag

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-09-2008 t/m heden

Wet van 4 mei 1972, houdende uitvoering van het op 27 september 1968 te Brussel tussen de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er aanleiding is om voorzieningen te treffen tot uitvoering van het op 27 september 1968 te Brussel tussen de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol.

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt onder "het verdrag" verstaan, het op 27 september 1968 te Brussel tussen de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap gesloten Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol (Trb. 1969, 101).

Artikel 2

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verlof wordt gevraagd bij verzoekschrift, dat in de Nederlandse taal is gesteld, onverminderd artikel 7 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. Het wordt ter griffie ingediend door een advocaat en houdt tevens in de keuze van een woonplaats binnen het arrondissement van de rechtbank. Het verzoekschrift wordt behandeld en beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank.

  • 3 Onverminderd het bepaalde bij artikel 48, eerste lid, van het verdrag wordt bij ongenoegzaamheid van de bij het verzoekschrift overgelegde documenten de verzoeker de gelegenheid tot aanvulling gegeven.

  • 4 In afwijking van het gestelde in de tweede zin van het tweede lid is de bijstand van een advocaat niet vereist indien het bedrag dat de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd moet voldoen in hoofdsom niet hoger is dan het bedrag, genoemd in artikel 93 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Is het eerstbedoelde bedrag uitgedrukt in een buitenlandse munteenheid, dan moet het worden omgerekend tegen de koers van de dag van de indiening van het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging.

Artikel 3

  • 1 Inwilliging van het verzoek geschiedt in de vorm van een eenvoudig verlof, dat op de overgelegde expeditie van de ten uitvoer te leggen beslissing wordt gesteld.

  • 2 De voorzieningenrechter van de rechtbank veroordeelt de schuldenaar in de kosten welke op de afgifte van het verlof zijn gevallen.

  • 3 Weigering van het verlof tot tenuitvoerlegging geschiedt bij een met redenen omklede beslissing.

  • 4 De kennisgeving aan de verzoeker van de op het verzoek gegeven beslissing geschiedt bij brief.

Artikel 4

De rechtbank tot welker voorzieningenrechter het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging werd gericht neemt kennis van het verzet, bedoeld in de artikelen 36-39 van het verdrag.

Artikel 5

Het beroep in cassatie, bedoeld in artikel 37, laatste lid, van het verdrag, moet worden ingesteld binnen een maand na de dagtekening van het op verzet gewezen vonnis van de rechtbank.

Artikel 6

  • 1 Het beroep, bedoeld in artikel 40 van het verdrag, moet worden ingesteld binnen een maand na de dagtekening van de beschikking, waarbij het verlof is geweigerd.

  • 3 Het gerechtshof geeft zijn beschikking met bekwame spoed, doch niet dan na verhoor, althans oproeping van de partijen.

  • 4 Het gerechtshof bepaalt dag en uur voor het verhoor.

  • 5 De oproepingen geschieden door de griffier, en wel:

    • a. van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd, bij aangetekende brief waarvoor een bericht van ontvangst wordt verlangd, tenzij het gerechtshof een andere wijze van oproeping beveelt;

    • b. van de verzoeker, bij brief.

  • 6 Onverminderd het bepaalde in artikel 40, tweede lid, tweede zin, van het verdrag, kan het gerechtshof, indien een opgeroepene niet verschijnt, zijn nadere oproeping bevelen. Hetzelfde geldt, indien een partij ten onrechte niet is opgeroepen.

  • 7 De partijen verschijnen bij advocaat.

  • 8 Na afloop van het verhoor deelt het gerechtshof mede, wanneer de uitspraak zal plaatsvinden.

Artikel 7

  • 1 De beschikking van het gerechtshof is met redenen omkleed en wordt in het openbaar uitgesproken.

  • 2 De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad zonder zekerheidstelling, voor zover het gerechtshof niet anders beslist.

  • 3 Ten aanzien van de proceskosten is het bepaalde in de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

Artikel 8

  • 1 Het beroep in cassatie, bedoeld in artikel 41 van het verdrag, moet worden ingesteld binnen een maand na de dagtekening van de beschikking van het gerechtshof.

  • 3 Tegen de beschikking van de Hoge Raad is geen verzet toegelaten.

Artikel 10

Het in de voorafgaande artikelen bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van executoriale titels, genoemd in de artikelen 50 en 51 van het verdrag.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 4 mei 1972

JULIANA.

De Minister van Justitie,

VAN AGT.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

N. SCHMELZER.

Uitgegeven de twaalfde mei 1972.

De Minister van Justitie,

VAN AGT.

Naar boven