Wijzigingswet Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 enz. (Flexibiliteit en zekerheid)

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 20-12-2006 t/m heden

Wet van 14 mei 1998, houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten (Flexibiliteit en zekerheid)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de flexibiliteit in het arbeidsbestel te vergroten met handhaving van een adequaat beschermingsniveau voor werknemers, alsmede de bevoegdheid tot het verlenen van de toestemming voor de opzegging van een arbeidsverhouding toe te kennen aan de Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en in verband daarmee het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en enige andere wetten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL VII

[Red: Wijzigt de Uitvoeringswet Europees Verdrag inzake rechtspositie migrerende werknemers.]

ARTIKEL VIII

[Red: Wijzigt de Wet van 14 september 1995 houdende bijzondere bepalingen voor handelsvertegenwoordigers (Stb. 506).]

ARTIKEL IX

[Red: Wijzigt de Wet van 11 september 1991 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de ontslagbescherming van buitenlandse werknemers (Stb. 1991, 473).]

ARTIKEL X

[Red: Wijzigt de Wet van 23 december 1992, houdende enkele correcties in de Pensioen- en spaarfondsenwet en in enige andere wetten (Stb. 1993, 15).]

ARTIKEL XV

[Red: Wijzigt Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het ouderschapsverlof.]

ARTIKEL XVI

  • 1 Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen 3 jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

  • 2 Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt na 2 jaar na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na 4 jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de wijze waarop de Centrale organisatie werk en inkomen, bedoeld in artikel 2 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming voor de opzegging van de arbeidsverhouding, bedoeld in artikel II, onderdeel B, heeft uitgevoerd.

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL XVII

Artikel 16, derde en vierde lid, van de Werkloosheidswet zoals deze leden luiden na de inwerkingtreding van artikel VI, onderdeel A, van deze wet, zijn niet van toepassing indien de dienstbetrekking is geëindigd vóór de dag van inwerkingtreding van dit onderdeel.

ARTIKEL XVIII

Indien de dienstbetrekking is beëindigd voor het tijdstip van het inwerkingtreden van deze wet, blijven de bepalingen inzake de beëindiging van de dienstbetrekking met inbegrip van de alstoen terzake van die beëindiging geldende verjaringstermijnen, van toepassing zoals zij golden voor dat tijdstip.

ARTIKEL XIX

  • 1 Op arbeidsovereenkomsten die op het tijdstip van het inwerkingtreden van deze wet voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 668a lid 1, is artikel 668a eerst dan van toepassing, indien een volgende arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met een tussenpoos van niet meer dan drie maanden.

  • 2 Op ten tijde van het inwerkingtreden van deze wet lopende arbeidsovereenkomsten die na dat tijdstip voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 668a lid 1, onder a, is artikel 668a eerst dan van toepassing, indien een volgende arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met een tussenpoos van niet meer dan drie maanden.

  • 3 Op een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst die is voortgezet voor de datum van inwerkingtreding van deze wet blijven de bepalingen inzake het beëindigen van de arbeidsovereenkomst van toepassing zoals zij golden voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, zolang:

    • a. met inachtneming van de leden 1 en 2, artikel 668a lid 1 niet van toepassing is;

    • b. de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd.

ARTIKEL XX

  • 1 Voor de beëindiging van de uitzendovereenkomst waarin een beding als bedoeld in artikel 691 lid 2, is opgenomen en die voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is voortgezet, is, in afwijking van artikel XIX lid 3, geen voorafgaande opzegging nodig.

  • 2 Voor uitzendovereenkomsten die zijn aangegaan op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet en die voor dat tijdstip aangegane uitzendovereenkomsten opvolgen, worden voor de berekening van de termijnen, bedoeld in artikel 691 leden 1 en 3, die perioden in aanmerking genomen waarin gedurende de drie jaren die voorafgaan aan de datum van de inwerkingtreding van deze wet arbeid is verricht.

  • 3 Van de leden 1 en 2 kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.

ARTIKEL XXI

Voor de werknemer die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet 45 jaar of ouder was en voor wie op dat tijdstip een langere termijn voor opzegging gold dan volgens deze wet, blijft de oude termijn gelden zo lang hij bij dezelfde werkgever in dienst blijft.

ARTIKEL XXII

Op een proeftijd welke is overeengekomen maar nog niet is verstreken op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven de bepalingen terzake van toepassing zoals zij golden voor dat tijdstip.

ARTIKEL XXIII

  • 1 Voor de plaatsing in het Staatsblad kan Onze Minister van Justitie de nummering van de artikelen en afdelingen van de titel Arbeidsovereenkomst in het Burgerlijk Wetboek, zoals deze titel zal luiden op het tijdstip dat deze wet in werking is getreden, opnieuw vaststellen en de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen en afdelingen met de nieuwe nummering in overeenstemming brengen.

  • 2 Hij draagt zorg dat de overeenkomstig het vorige lid bijgewerkte tekst van de titel Arbeidsovereenkomst in het Staatsblad wordt geplaatst.

ARTIKEL XXIV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 14 mei 1998

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de tweede juni 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven